Operation Manual

17
Waterafvoer
De bocht aan het eind van de afvoerslang kunt u op drie
manieren plaatsen:
Over de rand van een wasbak. U moet er dan voor zorgen
dat de bocht niet, door het snel uitstromende water, van de
rand kan schieten. Bijvoorbeeld met een touwtje aan de
kraan of een haak in de muur ophangen.
In een aftakking van de wasbakafvoer. De aftakking
moet van een syphon (stankafsluiter) voorzien zijn en
zodanig dat de bocht van de slang zich op tenminste 70 cm
van de vloer bevindt.
In een afvoerpijp. Wij adviseren een standpijp met een
hoogte van circa 70 cm. De hoogte mag niet meer dan 100
cm bedragen.
Het eind van de afvoerslang moet altijd belucht zijn, dat wil
zeggen dat de binnendiameter van de pijp groter moet zijn
dan de buitendiameter van het slangeind.
U mag de afloerslang verlengen tot een maximale totale
lengte van 180 cm. Gebruik een verlengslang van tenminste
dezelfde binnendiameter als de originele slang en gebruik
een koppeling die voor dit doel bestemd is.
De verlengde slang legt u vanuit de machine over de vloer
en voert pas bij de afvoermogelijkheid omhoog.
Elektrische aansluiting
Controleer op het typeplaatje (in de filterklep) of de machine
voor 230 V/50 Hz gemaakt is.
De machine is voorzien van een drie-aderig aansluitsnoer
en steker met aardcontacten.
De steker mag u uitsluitend plaatsen in een stopcontact met
(aangesloten en functionerende) aardcontacten; de ma-
chine dient deugdelijk geaard te zijn.
Het aansluitsnoer mag u niet verlengen. Indien het snoer te
kort blijkt te zijn, laat uw installateur dan of een langer snoer
aan de machine monteren of het stopcontact verplaatsen.
Het gebruik van een verlengsnoer of kabelhaspel is niet
toegestaan. In bad-of doucheruimten moet doorgaans een
zogeheten "vaste aansluiting" gemaakt worden; raadpleeg
uw installateur.
Verangen van het aansluitsnoer dient altijd door de
Klantenservice te geschieden.
Waterpas stellen
Om abnormaal schudden en geluidsoverlast te voorkomen,
is het zeer belangrijk dat de machine waterpas en stevig
tegen de vloer staat.
Daartoe is de machine van twee stelvoeten voorzien.
Draai de contramoeren los en draai de voeten naar behoefte
iets in of uit de machinebodem. Draai de contramoeren weer
goed vast, eventueel met behulp van een schroevendraaier.
Draai, na het waterpas stellen, de contramoeren van beide
voeten stevig tegen de machinebodem.
In de achterkant van de bodem bevinden zich twee rollers
en aan de voorkant een uittrekbaar wiel.
Draai de hendel naar links om de machine te kunnen
verrijden.
Staat de machine eenmaal op z'n plaats, draai de hendel
dan weer terug in z'n rustpositie.