User manual

ONDERHOUD EN REINIGING
WAARSCHUWING! Raadpleeg de
hoofdstukken Veiligheid.
ALGEMENE INFORMATIE
Maak de kookplaat na ieder gebruik schoon.
Gebruik altijd pannen met een schone bodem.
Krassen of donkere vlekken op de oppervlakte
hebben geen invloed op de werking van de
kookplaat.
Gebruik een specifiek schoonmaakmiddel voor
het oppervlak van de kookplaat.
Gebruik een speciale schraper voor de glazen
plaat.
DE KOOKPLAAT SCHOONMAKEN
Verwijder direct: gesmolten plastic, gesmolten
folie, suiker en suikerhoudende gerechten.
Anders kan het vuil de kookplaat beschadigen.
Doe voorzichtig om brandwonden te voorkomen.
Plaats de speciale schraper schuin op de glazen
plaat en verwijder resten door het blad over het
oppervlak te schuiven.
Verwijder nadat de kookplaat voldoende
is afgekoeld: kalk- en waterkringen, vetspatten
en metaalachtig glanzende verkleuringen. Reinig
de kookplaat met een vochtige doek en een
beetje niet-schurend reinigingsmiddel. Droog de
kookplaat na reiniging af met een zachte doek.
Verkleuring glanzende metalen
verwijderen: reinig het glazen oppervlak met
een doek en een oplossing van water met azijn.
PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING! Raadpleeg de
hoofdstukken Veiligheid.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
U kunt de kookplaat niet in-
schakelen of bedienen.
De kookplaat is niet aangeslo-
ten op een stopcontact of is
niet goed geïnstalleerd.
Controleer of de kookplaat
goed is aangesloten op het
elektriciteitsnet. Raadpleeg het
aansluitingsschema.
De zekering is doorgeslagen. Controleer of de zekering de
oorzaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer
doorslaan, neemt u contact op
met een erkende installateur.
Schakel de kookplaat opnieuw
in en stel de kookstand binnen
10 seconden in.
U hebt twee of meer tiptoetsen
tegelijk aangeraakt.
Raak slechts één tiptoets tege-
lijk aan.
STOP+GO Functie is in werk-
ing.
Raadpleeg het hoofdstuk 'Da-
gelijks gebruik'.
16