-tag in de tagkiezer in de linkerbenedenhoek van het documentvenster. Klik in een tabelcel en selecteer vervolgens Wijzigen > Tabel > Tabel selecteren. Klik in een tabelcel, klik op het tabelkopmenu en selecteer vervolgens Tabel selecteren. Er verschijnen selectiegrepen op de onder- en rechterrand van de geselecteerde tabel. Aparte of meerdere rijen of kolommen selecteren 1.
Als u de markering van tabelelementen wilt in- of uitschakelen, schakelt u de optie Weergeven bij Aanwijzen met muis in of uit. Opmerking: Deze opties zijn van toepassing op alle objecten (zoals AP-elementen) die in Dreamweaver worden gemarkeerd wanneer u ze met de muisaanwijzer aanwijst. Tabeleigenschappen instellen Naar boven Met de eigenschappencontrole kunt u tabellen bewerken. 1. Selecteer een tabel. 2. Wijzig desgewenst de eigenschappen in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen).
In een browser worden de rijhoogte en kolombreedte standaard zodanig ingesteld dat de breedste afbeelding of de langste regel in een kolom past. Daarom wordt een kolom soms veel breder dan de andere kolommen in de tabel wanneer u er inhoud aan toevoegt. Opmerking: U kunt een hoogte opgeven als percentage van de totale tabelhoogte. In browsers wordt de rij dan echter niet altijd volgens het opgegeven percentage weergegeven.
Tabellen en cellen opmaken Naar boven U kunt het uiterlijk van tabellen wijzigen door de eigenschappen van de tabel en bijbehorende cellen in te stellen, of door een vooraf vastgelegd ontwerp op de tabel toe te passen. Voordat u de tabel- en celeigenschappen instelt, moet u eraan denken dat de voorrangsvolgorde voor tabelopmaak 'cellen, rijen, tabellen' is. Als u tekst in een tabelcel wilt opmaken, voert u dezelfde procedures uit als u buiten een tabel zou doen.
Als u de tabel horizontaal en verticaal wilt vergroten/verkleinen, versleept u de selectiegreep in de rechterbenedenhoek. De breedte van een kolom wijzigen zonder de tabelbreedte te veranderen Versleep de rechterrand van de kolom die u wilt aanpassen. De breedte van de aangrenzende kolom wordt ook gewijzigd. U maakt dus feitelijk twee kolommen groter/kleiner. De visuele feedback geeft aan hoe de kolommen worden aangepast. De tabelbreedte blijft ongewijzigd.
2. Klik met de rechtermuisknop in de tabel (Windows), of houd de Control-toets ingedrukt en klik in de tabel (Macintosh). Selecteer vervolgens Tabel > Tabelbreedten. Rijen en kolommen toevoegen en verwijderen Naar boven Als u rijen en kolommen wilt toevoegen en verwijderen, doet u dat met Wijzigen > Tabel of gebruikt u het kolomkopmenu. Als u in de laatste tabel van een cel op de Tab-toets drukt, wordt er automatisch een rij aan de tabel toegevoegd.
In de volgende afbeelding bestaat de selectie niet uit een rechthoek, zodat de cellen niet kunnen worden samengevoegd. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: Selecteer Wijzigen > Tabel > Cellen samenvoegen. Klik in de uitgebreide HTML-eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op Cellen samenvoegen . Opmerking: Als de knop niet zichtbaar is, klikt u op de uitvouwpijl rechtsonder in de eigenschappencontrole om alle opties weer te geven.
2. Selecteer Bewerken > Knippen, of Bewerken > Kopiëren. Opmerking: Als u een volledige rij of kolom hebt geselecteerd en u selecteert Bewerken > Knippen, wordt de volledige rij of kolom uit de tabel verwijderd (niet alleen de inhoud van de cellen). Tabelcellen plakken 1. Selecteer waar u de cellen wilt plakken: Als u bestaande cellen wilt vervangen door de cellen die u plakt, selecteert u een set bestaande cellen met dezelfde opmaak als de cellen op het Klembord.
Selecteer Numeriek als een kolom cijfers bevat. Bij alfabetisch sorteren worden getallen van één of twee cijfers gesorteerd alsof het woorden zijn (wat een volgorde oplevert zoals 1, 10, 2, 20, 3, 30) in plaats van cijfers (wat een volgorde oplevert zoals 1, 2, 3, 10, 20, 30). Vervolgens op/Volgorde: Hier kunt u de sorteervolgorde bepalen voor een tweede sortering op een andere kolom.
Eigenschappen voor CSS-koppen instellen voor een volledige pagina U kunt lettertypen, tekengrootten en kleuren voor uw paginakoppen opgeven. Standaard maakt Dreamweaver maakt CSS-regels voor uw koppen en past deze toe op alle koppen die u gebruikt op de pagina. (De regels zijn ingesloten in de sectie head van de pagina.) U kunt de koppen selecteren in de eigenschappencontrole voor HTML. 1. Selecteer Wijzigen > Pagina-eigenschappen of klik op de knop Pagina-eigenschappen in de eigenschappencontrole. 2.
Eigenschappen voor titels en coderingseigenschappen instellen Met de opties in de categorie voor pagina-eigenschappen voor Titel/codering kunt u het documentcoderingstype opgeven dat specifiek is voor de taal die wordt gebruikt voor het schrijven van uw webpagina's. Ook kunt u opgeven welke UNF moet worden gebruikt met dat coderingstype. 1. Selecteer Wijzigen > Pagina-eigenschappen of klik op de knop Pagina-eigenschappen in de eigenschappencontrole. 2.
Over het coderen van documenten Bij het coderen van documenten wordt de codering voor tekens in het document opgegeven. De codering van documenten wordt opgegeven in een meta-tag in de kop van het document. Met de codering wordt aan de browser en Dreamweaver doorgegeven hoe het document moet worden gedecodeerd en welke lettertypen moeten worden gebruikt voor het weergeven van de gedecodeerde tekst.
CSS-stijlpagina's bijwerken op een Contribute-site Gebruikers van Adobe Contribute kunnen geen wijzigingen aanbrengen in een CSS-stijlblad. Voor het wijzigen van een stijlpagina voor een Contribute-site gebruikt u Dreamweaver. 1. Bewerk de stijlpagina met behulp van de hulpprogramma's van Dreamweaver voor het bewerken van stijlpagina's. 2.
Design-Time stijlpagina's gebruiken Met Design-Time stijlbladen kunt u door een CSS-stijlpagina toegepast ontwerp weergeven of verbergen terwijl u in een Dreamweaver-document werkt. U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken om het effect van een Macintosh-specifieke of een Windows-specifieke stijlpagina op te nemen of uit te sluiten, terwijl u een pagina ontwerpt.
Voorbeeldstijlbladen van Dreamweaver gebruiken Dreamweaver biedt voorbeeldstijlpagina's die u kunt toepassen op uw pagina's of die u kunt gebruiken als beginpunt voor het ontwikkelen van uw eigen stijlen. 1. Open het deelvenster CSS-stijlen op een van de volgende manieren: Selecteer Venster > CSS-stijlen. Druk op Shift+F11. 2. Klik in het deelvenster CSS-stijlen op de knop Externe stijlpagina koppelen. (Deze bevindt zich in de rechterbenedenhoek van het paneel.) 3.
Een overtrekafbeelding gebruiken om de pagina te ontwerpen U kunt een afbeeldingsbestand invoegen en het gebruiken als richtlijn bij het ontwerpen van uw pagina. De afbeelding wordt weergegeven als een achtergrondafbeelding en u kunt uw paginaontwerp hier overheen plaatsen. 1. Selecteer Wijzigen > Pagina-eigenschappen of klik op de knop Pagina-eigenschappen in de eigenschappencontrole. 2. Selecteer de categorie en stel de opties in.
Frames gebruiken De werking van frames en framesets Beslissen of u frames wilt gebruiken Geneste framesets Werken met framesets in het documentvenster Frames en framesets maken Frames en framesets selecteren Een document in een frame openen Frame- en framesetbestanden opslaan Eigenschappen en kenmerken van frames weergeven en instellen Frameseteigenschappen weergeven en instellen Frame-inhoud met koppelingen controleren Inhoud opgeven voor browsers zonder frameondersteuning JavaScript-gedrag met frames gebr
zijframe identiek. In het frame met de hoofdinhoud rechts wordt het document weergegeven dat hoort bij de koppeling waarop de bezoeker in het linkerframe klikt. Een frame is geen bestand: het document dat momenteel in een frame wordt weergegeven is een integraal onderdeel van het frame, maar het document maakt feitelijk geen deel uit van het systeem. Het frame is een houder dat het document bevat.
gebruikt, moet u altijd een noframes-sectie bieden in uw frameset, voor bezoekers die geen frames kunnen bekijken. U kunt ook een expliciete koppeling van een frameloze versie van de site opnemen. Raadpleeg Thierry Koblentz’s website op www.tjkdesign.com/articles/frames/ voor uitgebreidere informatie over frames. Geneste framesets Naar boven Een frameset binnen een andere frameset wordt aangeduid als een geneste frameset. Eén framesetbestand kan meerdere, geneste framesets bevatten.
frameset ontwerpen. Als u een vooraf gedefinieerde frameset kiest, worden alle framesets en frames geconfigureerd die vereist zijn om de lay-out te maken. Dit is de eenvoudigste manier om snel een lay-out met frames te maken. U kunt een vooraf gedefinieerde frameset alleen in de ontwerpweergave van het documentvenster invoegen. U kunt in Dreamweaver ook uw eigen frameset ontwerpen door “splitsers” aan het documentvenster toe te voegen.
Een frame vergroten/verkleinen Als u framegroottes bij benadering wilt instellen, versleept u de frameranden in de ontwerpweergave van het documentvenster. Als u de groottes precies wilt instellen en wilt opgeven hoe veel ruimte in de browser aan een rij of kolom met frames wordt toegewezen wanneer frames in het browservenster niet op volledige grootte kunnen worden weergegeven, gebruikt u de eigenschappencontrole.
Een andere frame of frameset selecteren Als u de vorige of volgende frameset op hetzelfde hiërarchische niveau als de huidige selectie wilt selecteren, drukt u op Alt+Linkerpijl of Alt+Rechterpijl (Windows) of Command+Linkerpijl of Command+Rechterpijl (Macintosh). U kunt met deze toetsen door de frames en framesets bladeren in de volgorde waarin ze in het framesetbestand zijn gedefinieerd.
1. Voer een van de volgende handelingen uit om een frame te selecteren: Houd de Alt-toets (Windows) of de Option-Shift-toetsen (Macintosh) ingedrukt en klik in een frame in de ontwerpweergave van het documentvenster. Klik in een frame in het paneel Frames (Venster > Frames). 2. Klik in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op de uitbreidingspijl in de rechterbenedenhoek om alle frame-eigenschappen weer te geven. 3. Stel de opties van de eigenschappencontrole voor frames in.
Frameseteigenschappen weergeven en instellen Naar boven U kunt met de eigenschappencontrole de meeste frameseteigenschappen (inclusief framesettitel, randen, marges en framegrootten) weergeven en instellen. Een titel voor een framesetdocument instellen 1. Voer een van de volgende handelingen uit om een frameset te selecteren: Klik in de ontwerpweergave van het documentvenster op een rand tussen twee frames in de frameset. Klik in het paneel Frames (Venster > Frames) op de rand die een frameset omgeeft.
Als uw navigatiebalk zich bijvoorbeeld in het linkerframe bevindt en u het gekoppelde materiaal in het frame met de hoofdinhoud wilt weergeven, moet u de naam van het frame met de hoofdinhoud opgeven als het doel voor elk van de navigatiebalkkoppelingen. Wanneer een bezoeker op een navigatiekoppeling klikt, wordt de opgegeven inhoud in het hoofdframe geopend. 1. Selecteer in de ontwerpweergave tekst of een voorwerp. 2.
Visuele lay-outhulpmiddelen gebruiken Linialen instellen Lay-outhulplijnen instellen Hulplijnen met sjablonen gebruiken Het lay-outraster gebruiken Een overtrekafbeelding gebruiken Naar boven Linialen instellen Linialen dienen om uw lay-out eenvoudiger te meten, organiseren en plannen. Ze worden langs de linker- en bovenrand van de pagina weergegeven en bevatten maateenheden in pixels, inches of centimeters.
Opmerking: De maateenheid is gelijk aan de maateenheid die voor de linialen wordt gebruikt. Het zichtbare gebied van een webbrowser emuleren Selecteer Weergave > Hulplijnen en selecteer vervolgens een vooraf ingestelde browsergrootte in het menu. Een hulplijn verwijderen Sleep de hulplijn uit het document. Hulplijninstellingen wijzigen Selecteer Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen bewerken, stel de volgende opties in en klik op OK. Hulplijnkleur Hier kunt u opgeven welke kleur de hulplijnen moeten hebben.
Freehand of Fireworks is gemaakt. Een overtrekafbeelding is een JPEG-, GIF- of PNG-afbeelding die op de achtergrond van het documentvenster is geplaatst. U kunt de afbeelding verbergen, de doorzichtigheid ervan instellen en de positie ervan wijzigen. De overtrekafbeelding is alleen zichtbaar in Dreamweaver. De afbeelding is niet zichtbaar wanneer u de pagina in een browser bekijkt.
Werken met Spry-widgets (algemene instructies) Over Spry-widgets Bronnen en zelfstudies voor Spry-widgets Een Spry-widget invoegen Een Spry-widget selecteren Een Spry-widget bewerken Een Spry-widget opmaken Meer widgets ophalen De standaardmap Spry-gegevensset Over Spry-widgets Naar boven Een Spry-widget is een pagina-element dat interactie met de gebruiker mogelijk maakt.
Een Spry-widget opmaken Naar boven Zoek het desbetreffende CSS-bestand voor de widget in de map SpryAssets van uw site, en bewerk de CSS volgens uw voorkeuren. Raadpleeg de desbetreffende secties voor elke widget voor details over hoe u de specifieke widgets opmaakt. U kunt een Spry-widget ook opmaken door stijlen te bewerken in het paneel CSS, net zoals u een ander opgemaakt element op de pagina kunt wijzigen.
Werken met labels voor div-tags Div-tags invoegen en bewerken CSS-lay-outblokken Werken met AP-elementen Naar boven Div-tags invoegen en bewerken U kunt paginalay-outs maken door labels voor div-elementen handmatig in te voeren en hierop CSS-positioneringsstijlen toe te passen. De label voor een div-element is een label waarmee logische scheidingen binnen de inhoud van een webpagina worden gedefinieerd.
Op de label voor een div-tag toegepaste regels weergeven en bewerken 1. Voer een van de volgende handelingen uit om de label voor een div-element te selecteren: Klik op de rand van de label voor het div-element. Let op de markering om de rand te zien. Klik binnen de label voor het div-element en druk twee maal op Control+A (Windows) of Command+A (Macintosh). Klik binnen de label voor het div-element en selecteer vervolgens de label voor het div-element in de labelkiezer onder aan het documentvenster. 2.
geen enkele manier zelf toewijzen.) De toegewezen kleuren zijn visueel opvallend en zijn ontworpen om u te helpen bij het onderscheiden van verschillende CSS-lay-outblokken. CSS-lay-outkadermodel Hiermee wordt het kadermodel (dat wil zeggen opvulling en marges) voor het geselecteerde CSS-lay-outblok weergegeven. CSS-lay-outblokken weergeven U kunt desgewenst visuele hulpmiddelen voor CSS-lay-outblokken in- of uitschakelen.
HTML-code voor AP Div-elementen Dreamweaver maakt AP-elementen met behulp van de div tag. Als u een AP-element invoegt met behulp van het gereedschap AP Div tekenen, voegt Dreamweaver de label voor een div-element in het document in en wijst aan de div-tag een id-waarde toe (standaard apDiv1 voor de eerste div-tag die u invoegt, apDiv2 voor de tweede div-tag die u invoegt, enzovoort).
Randen van AP Div-elementen tonen Selecteer Weergave > Visuele hulpmiddelen en selecteer Omtrek van AP Div-element of Omtrek van CSS-lay-out. Opmerking: Het gelijktijdig selecteren van beide opties heeft hetzelfde effect. Randen van AP Div-elementen verbergen Selecteer Weergave > Visuele hulpmiddelen and schakel de selectie van zowel Omtrek van AP Div-element als Omtrek van CSS-lay-out uit.
(Zichtbaar) en hidden (Verborgen). Width en Height Geef een standaardbreedte en -hoogte op (in pixels) voor AP-elementen die u maakt via Invoegen > Lay-outobjecten > AP Div. Achtergrondkleur Hiermee bepaalt u de standaardachtergrondkleur. Selecteer een kleur in de kleurkiezer. Background Image Hiermee bepaalt u een standaardachtergrondafbeelding. Klik op Bladeren om het afbeeldingsbestand op uw computer te vinden.
Met Visible geeft u aan dat de extra inhoud in het AP-element wordt weergegeven; in feite wordt het AP-element uitgestrekt om de extra inhoud te kunnen bevatten. Met Hidden geeft u aan dat de extra inhoud niet in de browser wordt weergegeven. Met Scroll geeft u aan dat de browser schuifbalken aan het AP-element moet toevoegen, ongeacht of deze nodig zijn of niet. Met Auto geeft de browser alleen schuifbalken voor het AP-element weer wanneer dit nodig is (d.z.w.
geven. 4. Als u een waarde in een tekstvak hebt opgegeven, drukt u op Tab of Enter (Windows) of op Return (Macintosh) om de waarde toe te passen. Overzicht van het paneel AP-elementen U gebruikt het paneel AP-elementen (Venster > AP-elementen) voor het beheer van de AP-elementen in uw document. Gebruik het paneel APelementen om overlappingen te voorkomen, om de zichtbaarheid van AP-elementen te wijzigen, om AP-elementen te nesten of te stapelen en om een of meer AP-elementen te selecteren.
Typ een hoger getal om het AP-element naar een hogere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen. Typ een lager getal om het AP-element naar een lagere plaats in de stapelvolgorde te verplaatsen. AP-elementen tonen en verbergen Terwijl u in uw document aan het werk bent, kunt u handmatig AP-elementen tonen en verbergen met behulp van het paneel AP-elementen om te zien hoe de pagina er onder verschillende omstandigheden uit komt te zien.
U kunt in de ontwerpweergave AP-elementen op ongeveer dezelfde wijze verplaatsen als het verplaatsen van objecten in de meeste eenvoudige grafische toepassingen. Als de optie Overlappingen voorkomen is ingeschakeld, kunt u een AP-element niet dusdanig verplaatsen dat het overlapt met een ander APelement. 1. Selecteer in de ontwerpweergave een AP-element of meerdere AP-elementen. 2.
Centreren op de pagina Hiermee centreert u de resulterende tabel op de pagina. Als deze optie is uitgeschakeld, begint de tabel op de linkerrand van de pagina. Tabellen converteren naar absoluut gepositioneerde div-tags 1. Selecteer Modify > Convert > Tables to AP Divs. 2.
Werken met de kopinhoud van pagina's Kopinhoud weergeven en bewerken De meta-eigenschappen voor de pagina instellen De paginatitel instellen Trefwoorden opgeven voor de pagina Beschrijvingen opgeven voor de pagina De eigenschappen voor het vernieuwen van de pagina instellen De eigenschappen van de basis-URL van de pagina instellen De eigenschappen van de koppelingen op de pagina instellen Pagina's bevatten elementen die de informatie op de pagina beschrijven en die door zoekmachines worden gebruikt.
Inhoud Hier kunt u de daadwerkelijke informatie opgeven. Als u bijvoorbeeld bij Waarde niveau hebt opgegeven, kunt u bij Inhoudbeginner, gevorderde of expert opgeven. De paginatitel instellen Naar boven Er is slechts één titeleigenschap: de titel van de pagina. De titel wordt weergegeven in de titelbalk van het documentvenster in Dreamweaver en in de titelbalk van de meeste browsers wanneer u de pagina in de browser bekijkt. De titel wordt ook weergegeven op de werkbalk van het documentvenster.
1. Selecteer Invoegen > HTML > Koptags > Vernieuwen. 2. Stel de eigenschappen van de meta-tag Vernieuwen in in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. De meta-tag Vernieuwen bewerken 1. Selecteer Weergave > Kopinhoud. 2. Selecteer de markering Vernieuwen, die boven aan het documentvenster wordt weergegeven. 3. Stel in de eigenschappencontrole de eigenschappen van de meta-tag Vernieuwen in.
De eigenschappen van de meta-tag Koppeling instellen Stel de eigenschappen van de meta-tag Koppeling als volgt in: Href Hier kunt u de URL opgeven van het bestand waarvan u de relatie met het huidige document definieert. Klik op de knop Bladeren om een bestand te selecteren of typ een pad in het vak. Bedenk wel dat dit kenmerk geen bestand aangeeft waarnaar u een koppeling maakt in de gebruikelijke zin van het woord in de HTML-context.
Werken met de widget Spry-accordeon Over de accordeonwidget De accordeonwidget invoegen en bewerken De accordeonwidget aanpassen Over de accordeonwidget Naar boven Een accordeonwidget is een reeks inklapbare panelen die een grote hoeveelheid inhoud op een beperkte ruimte kunnen opslaan. Sitebezoekers kunnen de inhoud in de accordeon verbergen of weergeven door op de paneeltab te klikken. De panelen van de accordeon worden open- of dichtgeklapt al naargelang de bezoeker op de diverse tabs klikt.
Voer een van de volgende handelingen uit: Plaats de muisaanwijzer boven de tab van het paneel om het in de ontwerpweergave te openen, en klik op het oogpictogram dat rechts van de tab wordt weergegeven. Selecteer een accordeonwidget in het documentvenster en klik in het menu Panelen van de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) op de naam van het paneel dat u wilt bewerken. De volgorde van panelen wijzigen 1. Selecteer een accordeonwidget in het documentvenster. 2.
Achtergrondkleur van paneeltabs bij aanwijzen Achtergrondkleur van geopende paneeltab bij aanwijzen .AccordionPanelTabHover .AccordionPanelOpen .AccordionPanelTabHover kleur: #555555; (Dit is de standaardwaarde) kleur: #555555; (Dit is de standaardwaarde) De breedte van een accordeon beperken Standaard wordt de accordeonwidget opengeklapt zodat de beschikbare ruimte geheel in beslag wordt genomen.
Werken met de widget Inklapbaar Spry-deelvenster Over de inklapbaar-deelvensterwidget De inklapbaar-deelvensterwidget invoegen en bewerken De inklapbaar-deelvensterwidget aanpassen Over de inklapbaar-deelvensterwidget Naar boven Een inklapbaar-deelvensterwidget is een deelvenster dat inhoud opslaat op een vrij beperkte ruimte. Gebruikers kunnen de inhoud in het inklapbare paneel verbergen of weergeven door op de tab van de widget te klikken.
Naar boven De inklapbaar-deelvensterwidget aanpassen Hoewel u vanuit de eigenschappencontrole eenvoudige bewerkingen in een inklapbaar-deelvensterwidget kunt uitvoeren, worden aangepaste opmaaktaken niet ondersteund. U kunt de CSS-regels voor de widget Inklapbaar deelvenster wijzigen en een inklapbaar deelvenster maken dat naar uw eigen smaak is opgemaakt.
1. Zoek de CSS-regel .CollapsiblePanel op door het bestand SpryCollapsible Panel.css te openen. Deze regel definieert eigenschappen voor het hoofdcontainerelement van de inklapbaar-deelvensterwidget. U vindt de regel ook door de inklapbaar-deelvensterwidget te selecteren en het deelvenster CSS-stijlen te bekijken (Venster > CSSstijlen). Zorg ervoor dat het paneel is ingesteld op de modus Huidig. 2. Voeg een breedte-eigenschap en -waarde aan de regel toe, bijvoorbeeld width:. 300px;.
Werken met de widget Spry-deelvensters met tabs Over de widget deelvensters met tabs De widget deelvensters met tabs invoegen en bewerken De widget deelvensters met tabs aanpassen Over de widget deelvensters met tabs Naar boven Een widget deelvensters met tabs is een reeks panelen die inhoud opslaat op een vrij beperkte ruimte. Sitebezoekers kunnen de inhoud in de deelvensters met tabs verbergen of weergeven door op de tab te klikken van het paneel dat ze willen bekijken.
De volgorde van panelen wijzigen 1. Selecteer een widget deelvensters met tabs in het documentvenster. 2. Open het menu Panelen van de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) en selecteer de naam van het paneel dat u wilt verplaatsen. 3. Klik op de pijlen omhoog of omlaag om het paneel omhoog of omlaag te verplaatsen. Het standaard geopende paneel instellen U kunt instellen welk deelvenster van de widget deelvensters met tabs standaard is geopend wanneer de pagina in een browser wordt geopend. 1.
.TabbedPanelsContent Achtergrondkleur van geselecteerde tab Achtergrondkleur van paneeltabs wanneer de muisaanwijzer eroverheen beweegt .TabbedPanelsTabSelected background-color: #EEE; (Dit is de standaardwaarde) .TabbedPanelsTabHover background-color: #CCC; (Dit is de standaardwaarde) De breedte van deelvensters met tabs beperken Standaard wordt de widget deelvensters met tabs opengeklapt zodat de beschikbare ruimte geheel in beslag wordt genomen.
Werken met de widget Spry-knopinfo Over de knopinfo-widget De knopinfo-widget invoegen Opties voor knopinfo-widget bewerken Over de knopinfo-widget Naar boven Met de Spry-knopinfo-widget wordt aanvullende informatie weergegeven wanneer een gebruiker met de muis over een bepaald element op een webpagina beweegt. De aanvullende inhoud verdwijnt wanneer de gebruiker niet meer boven het element beweegt.
3. Stel de gewenste opties in de eigenschappencontrole van de knopinfo-widget in. Naam De naam van de knopinfo-container. De container bevat de inhoud van de knopinfo. Standaard gebruikt Dreamweaver een div-tag als de container. Trigger Het element op de pagina dat de knopinfo activeert. Standaard voegt Dreamweaver als trigger een tijdelijke aanduiding in de vorm van een zin in, omgeven door span-tags, maar u kunt elk element op de pagina met een unieke id selecteren.
Werken met de widget Selectievakje voor Spry-validatie Over de widget selectievakje voor validatie De widget selectievakje voor validatie invoegen en bewerken Foutberichten aanpassen voor de widget selectievakje voor validatie Over de widget selectievakje voor validatie Naar boven Een Spry-widget selectievakje voor validatie is een selectievakje of groep selectievakjes in een HTML-formulier waarin geldige of ongeldige toestanden worden weergegeven wanneer de gebruiker een selectievakje al dan niet inscha
De widget selectievakje voor validatie invoegen 1. Kies Invoegen > Spry > Spry-selectievakje voor validatie 2. Vul het dialoogvenster Toegankelijkheidskenmerken van de invoertag in en klik op OK. Opmerking: U kunt een widget selectievakje voor validatie ook invoegen met behulp van de categorie Spry in het paneel Invoegen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Werken met de widget Spry-validatie bevestigen Over de widget Validatie voor bevestigen De widget validatie voor bevestigen invoegen en bewerken De widget Bevestigen aanpassen Over de widget Validatie voor bevestigen Naar boven De widget Validatie voor bevestigen is een tekstveld of een wachtwoordformulierveld waarin een geldige of ongeldige staat wordt weergegeven wanneer een gebruiker een waarde invoert die niet overeenkomt met de waarde van een vergelijkbaar veld in hetzelfde formulier.
2. Ga naar de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen) en selecteer het tekstveld aan de hand waarvan u wilt valideren door een tekstveld te selecteren in het pop-upmenu Valideren aan de hand van. Alle tekstvelden waaraan een unieke id is toegewezen, worden als opties in het pop-upmenu weergegeven. Widgettoestanden weergeven in de ontwerpweergave 1. Selecteer een widget validatie voor bevestigen in het documentvenster door op de desbetreffende blauwe tab te klikken. 2.
Als u de achtergrondkleuren van de widget validatie voor bevestigen in verschillende staten wilt wijzigen, gebruikt u de volgende tabel om de desbetreffende CSS-regel op te zoeken, en verandert u de standaardwaarden voor de achtergrondkleur. Te wijzigen kleur Achtergrondkleur van widget in toestand Geldig Achtergrondkleur van widget in toestand Ongeldig Achtergrondkleur van widget bij focus Relevante CSS-regel .confirmValidState input, input.confirmValidState input.confirmRequiredState, .
Pagina-inhoud en middelen Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Arabic and Hebrew text Bi-directional text flow Tag editor Text direction and Unicode-bidi in CSS Rules Table properties Div properties New and improved features for working in Arabic and Hebrew are available in the Middle East and North African edition of this software. Bi-directional text flow To the top Text in Middle Eastern languages is mostly written from right to left (RTL).
Language options in CSS Rules Table properties To the top Right-to-left tables are right aligned, and columns are ordered from right to left. The resizing handles appear on the left side. On tabbing, the cursor moves in RTL direction.. Specify the table direction using the Properties panel. Right-to-left table Div properties Use Direction to specify the Div direction in the Properties. Div direction Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Werken met de widget Spry-menubalk Over de menubalkwidget De menubalkwidget invoegen en bewerken De menubalkwidget aanpassen Over de menubalkwidget Naar boven Een menubalkwidget is een reeks menuknoppen voor navigatie die vervolgmenu's weergeven wanneer een sitebezoeker een van de knoppen aanwijst.
Een vervolgmenu-item toevoegen 1. Selecteer een menubalkwidget in het documentvenster. 2. Ga naar de eigenschappencontrole en selecteer de naam van het hoofdmenu-item waaraan u het vervolgmenu wilt toevoegen. 3. Klik op de plusknop boven de tweede kolom. 4. (Optioneel) Verander de naam van het nieuwe vervolgmenu-item door de standaardtekst te wijzigen in het documentvenster of in het tekstvak van de Eigenschappencontrole.
1. Selecteer een menubalkwidget in het documentvenster. 2. Klik op de knop Stijlen uitschakelen in de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen). De richting van een menubalkwidget wijzigen U kunt de richting van een menubalkwidget wijzigen van horizontaal in verticaal en andersom. U hoeft alleen de HTML-code voor de menubalk aan te passen en ervoor te zorgen dat het juiste CSS-bestand in de map SpryAssets staat.
Tekstkleur bij focus ul.MenuBarVertical a:focus, ul.MenuBarHorizontal a:focus Kleur van menubalkitem wanneer muisaanwijzer eroverheen schuift ul.MenuBarVertical a.MenuBarItemHover, ul.MenuBarHorizontal a.MenuBarItemHover Kleur van vervolgmenu-item wanneer de muisaanwijzer eroverheen schuift ul.MenuBarVertical a.MenuBarItemSubmenuHover, ul.MenuBarHorizontal a.
Teksteigenschappen instellen in de eigenschappencontrole Over het opmaken van tekst (CSS en HTML) CSS-regels bewerken in de eigenschappencontrole HTML-opmaak instellen in de eigenschappencontrole De naam van de klasse wijzigen vanuit de HTML-eigenschappencontrole U kunt de eigenschappencontrole voor tekst gebruiken om HTML-opmaak of CSS-opmaak (Cascading Style Sheet) toe te passen. Wanneer u HTML-opmaak toepast, voegt Dreamweaver eigenschappen aan de HTML-code in het hoofdgedeelte van de pagina toe.
Deelvenster CSS Hiermee opent u het deelvenster CSS-stijlen waarin eigenschappen voor de doelregel in de huidige weergave worden weergegeven. Lettertype Hiermee verandert u het lettertype van de doelregel. Grootte Hiermee stelt u de tekengrootte voor de doelregel in. Tekstkleur Hiermee stelt u de geselecteerde kleur als tekenkleur voor de doelregel in.
Doel Hiermee kunt u het frame of venster opgeven waarin het gekoppelde document wordt geladen: _blank laadt het gekoppelde bestand in een nieuw naamloos browservenster. _parent laadt het gekoppelde bestand in het bovenliggende frame of venster ten opzichte van het frame dat de koppeling bevat. Als het frame dat de koppeling bevat niet is genest, wordt het gekoppelde bestand geladen in het volledige browservenster. _self laadt het gekoppelde bestand in het frame of venster waarin de koppeling zich bevindt.
Documenten maken en openen De gebruikersinterface van Dreamweaver CC en hoger is vereenvoudigd. Daarom zijn sommige opties die in dit artikel worden beschreven, niet beschikbaar in Dreamweaver CC en hoger. Zie dit artikel voor meer informatie.
XML Extensible Markup Language-bestanden hebben de extensie .XML. Deze bestanden bevatten gegevens in onbewerkte vorm die kunnen worden opgemaakt met XSL (Extensible Stylesheet Language). XSL Extensible Stylesheet Language-bestanden hebben de extensie .XSL of .XSLT. Deze bestanden worden gebruikt om XML-gegevens die u op een website wilt weergeven, op te maken.
Een pagina die geschikt is voor InContext Editing moet ten minste één div-tag bevatten die kan worden ingesteld als bewerkbaar gebied. Als u bijvoorbeeld het paginatype HTML hebt geselecteerd, moet u voor de nieuwe pagina een van de CSS-lay-outs selecteren omdat deze lay-outs al voorgedefinieerde div-tags bevatten. Het bewerkbare InContext Editing-gebied wordt automatisch op de div-tag met de inhouds-id geplaatst. Later kunt u desgewenst meer bewerkbare gebieden toevoegen aan de pagina.
Nieuw bestand maken Hiermee voegt u CSS voor de lay-out toe aan een nieuwe, extern CSS-stijlpagina en koppelt u de nieuwe stijlpagina aan de pagina die u maakt. Koppeling naar bestaand bestand Hiermee kunt u een bestaand CSS-bestand opgeven dat reeds de CSS-regels bevat die nodig zijn voor de lay-out. Klik hiertoe op het pictogram Stijlpagina koppelen boven het deelvenster CSS-bestand koppelen en selecteer een bestaande CSS-stijlpagina.
1. Open het deelvenster Middelen (Venster > Middelen), als dit nog niet geopend is. 2. Klik in het deelvenster Middelen op het pictogram Sjablonen aan de linkerkant om de lijst met sjablonen op de huidige site weer te geven. Als u zojuist de sjabloon hebt gemaakt die u wilt toepassen, moet u mogelijk op de knop Vernieuwen klikken om deze sjabloon weer te geven. 3.
Gebruik als u bestanden een naam geeft geen spaties en speciale tekens in bestands- en mapnamen. Gebruik vooral geen speciale tekens (zoals é, ç of ¥) of leestekens (zoals dubbele punten, schuine strepen of punten) in de namen van bestanden die u op een externe server wilt plaatsen. Door veel servers worden deze tekens tijdens het uploaden gewijzigd, waardoor koppelingen naar de bestanden niet meer werken. Begin een bestandsnaam ook niet met een cijfer. Een document opslaan 1.
Als u Unicode (UTF-8) selecteert als documentcodering, is eenheidscodering niet nodig, omdat UTF-8 zonder problemen alle tekens kan vertegenwoordigen. Als u een andere documentcodering selecteert, hebt u mogelijk eenheidscodering nodig voor het vertegenwoordigen van bepaalde tekens. Zie www.w3.org/TR/REC-html40/sgml/entities.html voor meer informatie over tekeneenheden.
Als u HTML- of XHTML-codes wilt opruimen die niet door Microsoft Word zijn gegenereerd, gebruikt u de opdracht HTML opruimen. U kunt ook tekstbestanden openen die geen HTML bevatten, zoals JavaScript-bestanden, XML-bestanden, CSS-stijlpagina's of tekstbestanden die in tekstverwerkingsprogramma's of teksteditors zijn opgeslagen. 1. Selecteer Bestand > Openen. U kunt ook het deelvenster Bestanden gebruiken om bestanden te openen. 2. Ga naar het bestand dat u wilt openen en selecteer dit bestand.
Terugkeren naar de broncode van het hoofddocument Klik op de knop Broncode op de werkbalk Verwante bestanden. De weergave van verwante bestanden wijzigen U kunt verwante bestanden op diverse manieren weergeven: Wanneer u een verwant bestand opent vanuit de ontwerpweergave of de code- en ontwerpweergaven (gesplitste weergave), wordt het verwante bestand weergegeven in een gesplitste weergave boven de ontwerpweergave van het hoofddocument.
2. Controleer of in de categorie Algemeen de optie Verwante bestandeen inschakelen is geselecteerd. 3. Selecteer Handmatig of Automatisch in het pop-upmenu Dynamisch verwante bestanden. U kunt de detectie ook volledig uitschakelen door Uitgeschakeld te selecteren. Dynamisch verwante bestanden detecteren 1. Open een pagina waaraan dynamisch verwante bestanden zijn gekoppeld, bijvoorbeeld de pagina index.php in de hoofdmap van een WordPress-, Drupal- of Joomla!- site. 2.
4. Schakel de gewenste opties voor het opruimen in (en schakel de ongewenste opties uit). De voorkeuren die u opgeeft, worden als standaardinstellingen voor het opruimen opgeslagen. Dreamweaver past de opruiminstellingen toe op het HTML-document en er verschijnt een logboek met de aangebrachte wijzigingen (tenzij u die optie in het dialoogvenster hebt uitgeschakeld).
Werken met Photoshop en Dreamweaver Over de integratie met Photoshop Over slimme objecten en Photoshop-Dreamweaver-workflows Een slim object maken Een slim object bijwerken Meerdere slimme objecten bijwerken Het formaat van een slim object wijzigen Het originele Photoshop-bestand van een slim object bewerken Status van slimme objecten Een selectie kopiëren en plakken vanuit Photoshop Geplakte afbeeldingen bewerken Opties instellen in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren Over de integratie met Photos
Slim object Als de webafbeelding (de afbeelding op de Dreamweaver-pagina) niet is gesynchroniseerd met het oorspronkelijke Photoshop-bestand, wordt in Dreamweaver vastgesteld dat het oorspronkelijke bestand is bijgewerkt en wordt een van de pijlen van het pictogram van het slimme object rood weergegeven.
U kunt het PSD-bestand ook vanuit het deelvenster Bestanden naar de pagina slepen als u uw Photoshop-bestanden op uw website bewaart. In dat geval slaat u de volgende stap over. 3. Zoek in het dialoogvenster Afbeeldingsbron selecteren naar het Photoshop PSD-afbeeldingsbestand door op de knop Bladeren te klikken en naar het bestand te gaan. 4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren dat verschijnt de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK. 5.
2. Klik in de eigenschappencontrole op de knop Bewerken. 3. Breng de wijzigingen aan in Photoshop en sla het nieuwe PSD-bestand op. 4. Selecteer in Dreamweaver opnieuw het slimme object en klik op de knop Bijwerken vanuit origineel. Opmerking: Als u het formaat van de afbeelding in Photoshop hebt gewijzigd, moet u het formaat van de webafbeelding opnieuw instellen in Dreamweaver.
actieve en lagere lagen van het segment naar het klembord gekopieerd. U kunt Selecteren > Alles kiezen om snel een afbeelding te selecteren voor kopiëren. 2. Plaats in Dreamweaver (ontwerp- of codeweergave) de invoegpositie op de pagina waar u de afbeelding wilt invoegen. 3. Selecteer Bewerken > Plakken. 4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK. 5.
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Afbeeldingen toevoegen en wijzigen Over afbeeldingen Een afbeelding invoegen De grootte van een afbeelding visueel wijzigen Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen invoegen Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen Eigenschappen instellen voor tijdelijke aanduidingen voor afbeeldingen Afbeeldingen bewerken in Dreamweaver Een rollover-afbeelding maken Een externe afbeeldingseditor gebruiken Gedrag toepassen op afbeeldingen Naar boven Over afbeeldingen Er zijn veel verschillende bestandsind
Sleep een afbeelding van het bureaublad naar de gewenste locatie in het documentvenster en ga vervolgens verder met stap 3. 2. Voer in het dialoogvenster een van de volgende handelingen uit: Selecteer Bestandssysteem om een afbeeldingsbestand te kiezen. Selecteer Gegevensbron om een dynamische afbeeldingsbron te kiezen. Klik op de knop Sites en servers als u een afbeeldingsbestand wilt kiezen in een externe map van uw Dreamweaver-sites. 3.
browsers waarvoor is ingesteld dat afbeeldingen handmatig moeten worden gedownload. Voor gebruikers met een visuele beperking die spraakprogramma's gebruiken met browsers die alleen tekst weergeven, wordt de tekst hardop voorgelezen. In sommige browsers wordt deze tekst ook weergegeven als de aanwijzer op de afbeelding wordt geplaatst. Mapnaam en Hotspot-gereedschap Hiermee kunt u een overzicht van afbeeldingen met hyperlinks labelen en maken.
het bestand kleiner en verloopt het downloaden sneller. De grootte van een element visueel wijzigen 1. Selecteer het element (bijvoorbeeld een afbeelding of SWF-bestand) in het documentvenster. Aan de onderkant en rechterkant van het element en in de rechterbenedenhoek worden formaatgrepen weergegeven.
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen Een voorlopige afbeelding geeft geen afbeelding weer in een browser. Voordat u uw site publiceert, moet u alle voorlopige afbeeldingen die u hebt toegevoegd, vervangen door webvriendelijke afbeeldingsbestanden, zoals GIF- of JPEG-bestanden. Als u Fireworks hebt, kunt u een nieuwe afbeelding maken vanuit de tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen in Dreamweaver.
toepassing voor het bewerken van afbeeldingen, zoals Fireworks of Photoshop, hoeft te gebruiken. De Dreamweaver-functies voor het bewerken van afbeeldingen zijn zo ontworpen dat u gemakkelijk kunt samenwerken met de inhoudsontwerpers die de afbeeldingsbestanden voor uw website maken. Opmerking: U hoeft Fireworks of een andere toepassing voor het bewerken van afbeeldingen niet op uw computer te installeren als u de beeldbewerkingsfuncties van Dreamweaver wilt gebruiken. Selecteer Wijzigen > Afbeelding.
Een afbeelding scherper maken Als u een afbeelding scherper maakt, wordt het contrast van pixels rond de randen van objecten vergroot, zodat de afbeelding gedefinieerder of scherper wordt. 1. Open de pagina die de afbeelding bevat die u scherper wilt maken, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op de knop Verscherpen in de eigenschappencontrole voor de afbeelding. Selecteer Wijzigen > Afbeelding > Verscherpen. 2.
Alternatieve tekst (Optioneel) Tekst waarmee u de afbeelding beschrijft voor mensen die een browser met alleen tekst gebruiken. Ga als erop wordt geklikt, naar de URL Het bestand dat u wilt openen als een gebruiker op de rollover-afbeelding klikt. Typ het pad of klik op Bladeren en selecteer het bestand. Opmerking: Als u geen koppeling instelt voor de afbeelding, voegt Dreamweaver een lege koppeling (#) in de broncode in waaraan het rollover-gedrag wordt gekoppeld.
2. Klik in het dialoogvenster met voorkeuren voor Bestandstypen/editors op de knop Toevoegen (+) boven de lijst Extensies. Er wordt een tekstvak weergegeven in de lijst Extensies. 3. Typ de bestandsextensie van het bestandstype waarvoor u een editor wilt starten. 4. Klik op de knop Toevoegen (+) boven de lijst Editors om een externe editor voor het bestandstype te selecteren. 5.
Pagina-eigenschappen instellen Lettertype, achtergrondkleur en achtergrondafbeeldingseigenschappen voor een CSS-pagina instellen Eigenschappen voor HTML-pagina instellen Voor elke pagina die u in Dreamweaver maakt, kunt u eigenschappen voor de lay-out en opmaak opgeven in het dialoogvenster Paginaeigenschappen (Wijzigen > Pagina-eigenschappen).
1. Selecteer Wijzigen > Pagina-eigenschappen of klik op de knop Pagina-eigenschappen in de eigenschappencontrole. 2. Selecteer de categorie Weergave (HTML) en stel de opties in. Achtergrondafbeelding Stelt een achtergrondafbeelding in. Klik op de knop Bladeren en blader naar de afbeelding om ze te selecteren. U kunt ook het pad naar de achtergrondafbeelding typen in het vak Achtergrondafbeelding.
Over middelen en bibliotheken Over middelen Over bibliotheekitems Over middelen Naar boven Met Adobe® Dreamweaver® kunt u de elementen (middelen) bijhouden en bekijken die zijn opgeslagen op uw site, zoals afbeeldingen, films, kleuren, scripts en koppelingen. Ook kunt een element rechtstreeks slepen om dit in een pagina van het huidige document in te voegen. Middelen zijn beschikbaar via verschillende bronnen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Over het Spry-framework Het Spry-framework is een JavaScript-bibliotheek met behulp waarvan webontwerpers webpagina's kunnen bouwen die de bezoekers een prettiger ervaring geven. Met Spry kunt u HTML, CSS en een minimale hoeveelheid JavaScript gebruiken om XML-gegevens op te nemen in uw HTML-documenten. U kunt widgets maken, zoals accordeons en menubalken, en diverse effecten toevoegen aan allerhande pagina-elementen.
Geluid toevoegen Geluidsbestandsindelingen Koppelen naar een geluidsbestand Een geluidsbestand insluiten Geluidsbestandsindelingen Naar boven U kunt geluid toevoegen aan een webpagina. Er zijn verschillende typen geluidsbestanden en verschillende indelingen, waaronder .wav, .midi en .mp3. Factoren die u in overweging kunt nemen bij het kiezen van een indeling en een methode voor het toevoegen van geluid zijn het doel, uw publiek, de bestandsgrootte, de geluidskwaliteit en verschillen tussen browsers.
juiste insteekmodule hebben voor het gekozen geluidsbestand. Sluit bestanden in als u het geluid wilt gebruiken als achtergrondmuziek of als u wilt bepalen hoe hard het wordt afgespeeld, hoe de speler eruit ziet op de pagina of wat de begin- en eindpunten van het geluidsbestand zijn. Hou bij het opnemen van geluidsbestanden in webpagina's goed rekening met het juiste gebruik in de website en met hoe bezoekers van de site deze mediabronnen gebruiken.
Mediaobjecten toevoegen Mediaobjecten invoegen en bewerken Een externe editor openen voor mediabestanden Opgeven welke editor moet worden gestart vanuit Dreamweaver Ontwerpnotities gebruiken voor mediaobjecten Shockwave-films invoegen Video (niet-FLV) toevoegen Inhoud voor insteekmodules invoegen Problemen met insteekmodules oplossen Een ActiveX-besturingselement invoegen Een Java-toepassing invoegen Gedrag gebruiken voor het besturen van media Parameters gebruiken voor het beheren van mediaobjecten Mediao
Een externe editor openen voor mediabestanden Naar boven U kunt vanuit Dreamweaver een externe editor openen voor het bewerken van de meeste mediabestanden. U kunt ook opgeven welke editor door Dreamweaver moet worden geopend voor het bewerken van het bestand. 1. Zorg dat het mediabestandstype is gekoppeld aan een editor op uw systeem.
Opmerking: U moet uw site definiëren voordat u Ontwerpnotities kunt toevoegen aan een object. 2. Selecteer Ontwerpnotities voor pagina in het contextmenu. 3. Typ de gewenste informatie in de ontwerpnotitie. U kunt ook vanuit het paneel Bestanden een ontwerpnotitie toevoegen aan een mediaobject door het bestand te selecteren, het contextmenu weer te geven en Ontwerpnotities te kiezen in het contextmenu.
B en H De breedte en hoogte, in pixels, die zijn toegewezen aan het object op de pagina. Bron Het brongegevensbestand. Klik op het mappictogram om naar een bestand te bladeren of typ een bestandsnaam. URL van module De URL van het kenmerk ruimte insteekmodule. Typ de volledige URL van de site waar gebruikers de insteekmodule kunnen downloaden. Als de gebruiker die de pagina bekijkt de insteekmodule niet heeft, probeert de browser deze te downloaden vanaf deze URL.
Internet Explorer. ActiveX-eigenschappen In de eigenschappencontrole worden aanvankelijke de meest gebruikte eigenschappen weergegeven. Klik op de uitvouwpijl in de rechterbenedenhoek om alle eigenschappen te zien. Naam Hiermee geeft u een naam op waarmee het ActiveX-object wordt aangeduid voor scripts. Typ een naam in het tekstvak zonder label helemaal links in de eigenschappencontrole. B en H De breedte en hoogte van het object in pixels.
U kunt gedrag aan uw pagina toevoegen waarmee verschillende mediaobjecten worden gestart en gestopt. Shockwave of Flash beheren Hiermee kunt u een Shockwave-film of SWF-bestand afspelen, stoppen of terugspoelen of naar een bepaald frame gaan. Geluid afspelen Hiermee kunt u een geluid afspelen. U kunt bijvoorbeeld een geluidseffect afspelen als de gebruiker de muis over een koppeling verplaatst.
Video toevoegen Video's insluiten in webpagina's (HTML5) FLV-bestanden invoegen Video's insluiten in webpagina's (HTML5) Naar boven HTML5 ondersteunt video- en audiotags waarmee gebruikers video- en audiobestanden kunnen afspelen in een browser, zonder externe invoegtoepassing of speler. Dreamweaver ondersteunt coderingstips voor het toevoegen van video- en audiotags. Live View geeft de video weer en biedt een voorvertoning van de video die u in de webpagina insluit.
wordt de alternatieve inhoud op de pagina weergegeven. Ga naar het Video Technology Center op www.adobe.com/go/flv_devcenter_nl voor meer informatie over het werken met video. Een FLV-bestand invoegen 1. Selecteer Invoegen > Media >FLV. 2. Selecteer in het dialoogvenster FLV invoegen de optie Progressief downloadbare video of Streamingvideo in het pop-upmenu Type video. 3. Vul de overige opties in het dialoogvenster in en klik op OK.
gestreamed van Flash® Media Server. De naam van de live video is de naam die is opgegeven in het tekstvak Naam van stream. Opmerking: Als u Live video selecteert, wordt alleen de volumeregelaar weergegeven op de skin van het onderdeel, omdat u live video niet kunt manipuleren. Bovendien hebben de opties Automatisch afspelen en Automatisch terugspoelen geen effect. Automatisch afspelen Geeft aan of de video moet worden afgespeeld als de webpagina wordt geopend.
ingesloten. Het skinbestand bevat de besturingselementen voor de FLV en de naam van dit bestand is afhankelijk van de gekozen skin in de opties die worden beschreven in Dreamweaver Help. Als u bijvoorbeeld Clear Skin kiest, krijgt het bestand de naam Clear_Skin_1.swf. Alle vier afhankelijke bestanden MOETEN worden geüpload naar uw externe server om de FLV correct weer te geven.
Webwidgets toevoegen Een webwidget is een webpaginacomponent die bestaat uit HTML, CSS en JavaScript. Voorbeelden van webwidgets zijn onder andere accordeons, deelvensters met tabs en kalenders. Als u in Dreamweaver een persoonlijke selectie met webwidgets wilt maken, kunt u Adobe Widget Browser gebruiken. Dit is een AIR-toepassing waarmee u via een visuele interface kunt zoeken naar widgets en de widgets kunt configureren en voorvertonen. 1. Selecteer Invoegen > Widget. 2.
Taken automatiseren Taakautomatisering Gebruik van het paneel Historie Stappen herhalen Stappen in het paneel Historie toepassen op objecten Stappen kopiëren en plakken tussen documenten Opdrachten uit historiestappen maken en gebruiken Opdrachten vastleggen en opslaan Taakautomatisering Naar boven In het paneel Historie worden de stappen vastgelegd die u uitvoert om een bepaalde taak te voltooien.
Meerdere stappen tegelijkertijd ongedaan maken Sleep de schuifregelaar dusdanig dat deze een willekeurige stap aanwijst, of klik links van een stap op het pad van de schuifregelaar. De schuifregelaar scrollt automatisch naar die stap, waarbij stappen tijdens het scrollen ongedaan worden gemaakt.
Als u de stappen wilt toepassen op elk object in een reeks objecten, dient u ervoor te zorgen dat de laatste stap in de reeks het volgende object in de groep selecteert. De tweede werkwijze demonstreert dit principe in een bepaald scenario: het instellen van de verticale en horizontale afstand in een reeks afbeeldingen. Stappen toepassen op één ander object 1. Selecteer het object. 2. Selecteer de relevante stappen in het paneel Historie en klik op Opnieuw afspelen.
gewenste manier plakken. Als uw stappen de opdracht Plakken bevatten, kunt u deze stappen alleen plakken wanneer de stappen zelf ook de opdracht Kopiëren vóór de opdracht Plakken bevatten. 3. Open het andere document. 4. Plaats de invoegpositie op de gewenste locatie of selecteer een object waarop u de stappen wilt toepassen 5. Selecteer Bewerken > Plakken. De stappen worden opnieuw afgespeeld terwijl ze worden geplakt in het paneel Historie van het document.
2. Selecteer de stap Opdracht uitvoeren die in de stappenlijst van het deelvenster Historie verschijnt en klik vervolgens op de knop Opslaan als opdracht. 3. Geef een naam op voor de opdracht en klik op OK. De opdracht verschijnt in het menu Opdrachten.
Een koppeling maken naar een Word- of Excel-document U kunt een koppeling naar een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een bestaande webpagina. 1. Open de pagina waarop u de koppeling wilt weergeven. 2. Sleep het bestand vanuit de huidige locatie naar de Dreamweaver-pagina en plaats de koppeling op de gewenste locatie. 3. Selecteer Een koppeling maken en klik op OK. 4.
Een lijst van favoriete elementen maken en beheren Favoriete elementen beheren Favoriete middelen toevoegen of verwijderen Een bijnaam voor een favoriet element maken Elementen groeperen in de map Favorieten Naar boven Favoriete elementen beheren De volledige lijst van alle herkende elementen kan voor bepaalde grote sites erg moeilijk te hanteren worden.
De elementen worden wel verwijderd uit de lijst Favorieten, maar niet uit de sitelijst. Als u een map Favorieten verwijdert, worden zowel de map als de gehele inhoud ervan verwijderd. Een bijnaam voor een favoriet element maken Naar boven U kunt bijnamen (bij voorbeeld PaginaAchtergrondKleur in plaats van #999900) geven aan alleen elementen in de lijst Favorieten. De sitelijst behoudt echter de werkelijke bestandsnamen (of waarden, zoals in het geval van kleuren en URL's). 1.
Gegevens weergeven met Spry Over Spry-gegevenssets Een Spry-gegevensset maken Een Spry-gebied maken Een Spry-herhalingsgebied maken Een lijst met Spry-herhalingen maken Over Spry-gegevenssets Naar boven Een Spry-gegevensset is in feite een JavaScript-object dat een verzameling gegevens bevat die u opgeeft. Met Dreamweaver kunt u dit object snel maken en gegevens laden van een gegevensbron (zoals een XML-of HTML-bestand) in het object.
Het element selecteren voor de gegevenscontainer van de HTML-gegevensset. Bij lange bestanden klikt u op de pijl Uitvouwen/samenvouwen onder aan het venster Gegevensselectie om meer gegevens weer te geven. Nadat u het containerelement voor de gegevensset hebt geselecteerd, geeft Dreamweaver een voorbeeld weer van de gegevensset in het venster Gegevensvoorbeeld. (Optioneel) Selecteer Geavanceerde gegevensselectie als u CSS-gegevenskiezers wilt opgeven voor de gegevensset. Als u bijvoorbeeld .
5. Voer een van de volgende stappen uit in het scherm Invoegopties kiezen: Selecteer een lay-out voor de nieuwe gegevensset en geef de juiste instellingen op. Zie Kies een lay-out voor de gegevensset. voor meer informatie. Selecteer Geen HTML invoegen. Als u deze optie selecteert, wordt de gegevensset in Dreamweaver gemaakt, maar wordt er geen HTML aan de pagina toegevoegd.
Opmerking: XPath (XML Path Language) is een syntaxis voor het adresseren van delen van een XML-document. Deze syntaxis wordt meestal als een querytaal voor XML-gegevens gebruikt, zoals SQL wordt gebruik voor het zoeken naar gegevens in databases. Zie de XPath taalspecificatie op de W3C-website van www.w3.org/TR/xpath voor meer informatie over XPath.
Klasse met oneven rijen Hiermee verandert u de weergave van oneven rijen in de dynamische tabel volgens de geselecteerde klassenstijl. Klasse met even rijen Hiermee verandert u de weergave van even rijen in de dynamische tabel volgens de geselecteerde klassenstijl. Aanwijsklasse Hiermee verandert u de weergave van een tabelrij wanneer u de rij aanwijst met de muis volgens de geselecteerde klassenstijl.
3. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten en klik op Gereed in het scherm Invoegopties kiezen. Als u in de ontwerpweergave bent, ziet u de container verschijnen die gevuld is met uw geselecteerde gegevensreferenties. De gegevensreferenties zijn gemarkeerd en staan tussen gekrulde haakjes ({}). Gestapelde containers met de lay-out Spotlightgebied Selecteer deze optie als u de gegevens wilt weergeven met een herhalende containerstructuur op de pagina met in elke container een spotlightgebied.
.product opgeeft in het tekstvak Rijkiezers in het scherm Gegevensbron opgeven, maakt Dreamweaver een gegevensset met alleen rijen waaraan de klasse .product is toegewezen. U moet de optie Geavanceerde gegevensselectie selecteren in het scherm Gegevensbron opgeven om de vakjes van de gegevenskiezers te activeren. Als u gegevenskiezers invoert en de optie uitschakelt, blijven de door u getypte gegevens in Dreamweaver in de vakjes staan, maar worden ze niet gebruikt als filters voor de gegevensset.
In het paneel Bindingen worden de beschikbare gegevens uit de gegevensset weergegeven. Opmerking: In het paneel Bindingen worden ook een aantal ingebouwde Spry-elementen, ds_RowID, ds_CurrentRowID en ds_RowCount, genoemd. Met behulp van deze elementen kan Spry definiëren in welke rij een gebruiker heeft geklikt, wanneer wordt bepaald hoe dynamische detailgebieden moeten worden bijgewerkt. 7.
In het paneel Bindingen worden de beschikbare gegevens uit de gegevensset weergegeven. Opmerking: In het paneel Bindingen worden ook een aantal ingebouwde Spry-elementen, ds_RowID, ds_CurrentRowID en ds_RowCount, genoemd. Met behulp van deze elementen kan Spry definiëren in welke rij een gebruiker heeft geklikt, wanneer wordt bepaald hoe dynamische detailgebieden moeten worden bijgewerkt. 8.
Inhoud in een op een sjabloon gebaseerd document bewerken Over het bewerken van inhoud in op een sjabloon gebaseerde documenten Sjablooneigenschappen wijzigen De gegevens van een herhalingsgebied toevoegen, verwijderen en de volgorde ervan wijzigen Over het bewerken van inhoud in op een sjabloon gebaseerde documenten Naar boven Dreamweaver-sjablonen geven voor op een sjabloon gebaseerde documenten gebieden aan die zijn vergrendeld (niet-bewerkbaar), en andere die wel bewerkbaar zijn.
De gegevens van een herhalingsgebied toevoegen, verwijderen en de volgorde ervan wijzigen Gebruik besturingselementen van herhalingsgebieden om gegevens in op een sjabloon gebaseerde documenten toe te voegen, te verwijderen of de volgorde ervan te wijzigen. Als u de gegevens van een herhalingsgebied toevoegt, wordt er een kopie van het gehele herhalingsgebied toegevoegd.
Microsoft Office-documenten importeren (alleen Windows) U kunt de volledige inhoud van een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een nieuwe of bestaande webpagina. Als u een Word- of Excel-document importeert, ontvangt Dreamweaver de geconverteerde HTML, waarna deze in uw webpagina wordt ingevoegd. De grootte van het bestand nadat Dreamweaver de geconverteerde HTML heeft ontvangen, moet minder zijn dan 300 kB.
Tabelgegevens importeren U kunt tabelgegevens in uw document importeren door de bestanden (bijvoorbeeld Microsoft Excel-bestanden of databasebestanden) eerst als tekstbestanden met scheidingstekens op te slaan. U kunt tabelgegevens importeren en opmaken en tekst uit Microsoft Word HTML-documenten importeren. U kunt ook tekst uit Microsoft Excel-documenten toevoegen aan een Dreamweaver-document door de inhoud van het Excel-bestand in een webpagina te importeren. 1.
Aangepaste tags importeren in Dreamweaver Aangepaste tags importeren in Dreamweaver Tags importeren uit XML-bestanden Aangepaste ASP.NET-tags importeren JSP-tags importeren uit een bestand of van een server (web.xml) JRun-tags importeren Aangepaste tags importeren in Dreamweaver Naar boven U kunt aangepaste tags importeren in Dreamweaver, zodat ze een integraal onderdeel vormen van de ontwerpomgeving.
de code te identificeren als onderdeel van een bepaalde tagbibliotheek. 7. Klik op OK. JRun-tags importeren Naar boven Als u Adobe® JRun™ gebruikt, kunt u uw JRun-tags importeren in Dreamweaver. 1. Open een JSP-pagina in Dreamweaver. 2. Open de tagbibliotheek-editor (Bewerken > Tagbibliotheken). 3. Klik op de plusknop (+) en selecteer JSP > JRun Server-tags importeren uit map. 4. Typ een mapnaam voor de map met de JRun-tags. 5. Voer een URI in die de tagbibliotheek identificeert.
Datums invoegen Dreamweaver bevat een handig Date-object, waarmee u de huidige datum kunt invoegen in elke gewenste notatie (met of zonder de tijd), waarbij u de optie hebt die datum bij te werken als u het bestand opslaat. Opmerking: De datums en tijden die worden weergegeven in het dialoogvenster Datum invoegen zijn niet de huidige datum en geven ook niet de datums/tijden aan die een bezoeker ziet als ze uw site weergeven. Het zijn alleen voorbeelden van hoe u deze gegevens wilt weergeven. 1.
SWF-bestanden invoegen FLA-, SWF- en FLV-bestandstypen SWF-bestanden invoegen en bekijken FlashPaper-documenten invoegen Naar boven FLA-, SWF- en FLV-bestandstypen Voordat u Dreamweaver gebruikt om inhoud in te voegen die met Adobe Flash is gemaakt, moet u vertrouwd zijn met de volgende verschillende bestandstypen: FLA-bestand (.
Wanneer u een SWF-bestand op een pagina invoegt, voegt Dreamweaver code in waarmee wordt gedetecteerd of de gebruiker over de juiste versie van Flash Player beschikt. Als dat niet het geval is, wordt op de pagina standaard alternatieve inhoud weergegeven waarmee de gebruiker wordt gevraagd om de meest recente versie te downloaden. U kunt deze alternatieve inhoud op elk moment wijzigen. Deze procedure is ook van toepassing op FLV-bestanden.
Werken met de Flash-zelfstudie Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Tagbibliotheken beheren De tagbibliotheken van Dreamweaver De tagbibliotheek-editor openen en sluiten Bibliotheken, tags en kenmerken toevoegen Bibliotheken, tags en kenmerken bewerken Bibliotheken, tags en kenmerken verwijderen De tagbibliotheken van Dreamweaver Naar boven In Dreamweaver is een tagbibliotheek een verzameling tags van een bepaald type, die tevens informatie bevat over de manier waarop Dreamweaver de tags moet opmaken.
Bibliotheken, tags en kenmerken bewerken Naar boven Met de tagbibliotheek-editor kunt u eigenschappen instellen voor een tagbibliotheek en tags en kenmerken in een bibliotheek bewerken. Eigenschappen instellen voor een tagbibliotheek 1. Selecteer in de tagbibliotheek-editor (Bewerken > Tagbibliotheken) een tagbibliotheek (geen tag) in de lijst Tags. Opmerking: De eigenschappen voor tagbibliotheken worden alleen weergegeven wanneer een tagbibliotheek is geselecteerd.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Lettertypecombinaties wijzigen Lettertypecombinaties wijzigen Een nieuwe combinatie toevoegen aan de lettertypelijst Gebruik de opdracht Lettertypenlijst bewerken om de lettertypecombinaties in te stellen die worden weergegeven in de eigenschappencontrole en het vervolgmenu Formaat > Lettertype. Met lettertypecombinaties wordt bepaald hoe tekst op uw webpagina wordt weergegeven in een browser.
Eigenschappen voor titels en coderingseigenschappen instellen Met de opties in de categorie voor pagina-eigenschappen voor Titel/codering kunt u het documentcoderingstype opgeven dat specifiek is voor de taal die wordt gebruikt voor het schrijven van uw webpagina's. Ook kunt u opgeven welke UNF moet worden gebruikt met dat coderingstype. 1. Selecteer Wijzigen > Pagina-eigenschappen of klik op de knop Pagina-eigenschappen in de eigenschappencontrole. 2.
Spelling op een webpagina controleren Gebruik de opdracht Spelling controleren om de spelling van het huidige document te controleren. Het document moet een webpagina zijn (bijvoorbeeld een HTML-, ColdFusion- of PHP-pagina). De opdracht Spelling controleren werkt niet voor tekst- of XML-bestanden. Daarnaast worden met de opdracht Spelling controleren HTML-tags en kenmerkwaarden genegeerd.
HTML-opmaak gebruiken Alinea's opmaken De kleur van tekst wijzigen Tekst uitlijnen Tekst inspringen Tekenstijlen toepassen Hoewel CSS de voorkeursmethode is voor het opmaken van tekst, kunt u tekst in Dreamweaver nog steeds opmaken met HTML. Alinea's opmaken Naar boven Gebruik het pop-upmenu Formaat in de HTML-eigenschappencontrole of het submenu Formaat> Alineaopmaak om de standaardtags voor alinea's en koppen toe te passen. 1. Plaats de invoegpositie in de alinea of selecteer wat tekst in de alinea. 2.
Tekst inspringen Als u de opdracht Inspringen gebruikt, wordt de HTML-tag blockquote op een alinea of tekst toegepast, waardoor de tekst aan beide kanten van de pagina inspringt. 1. Plaats de invoegpositie in de alinea die u wilt laten inspringen. 2. Selecteer Formaat > Inspringen of Uitspringen, of selecteer Lijst > Inspringen of Uitspringen in het contextmenu. Opmerking: U kunt meerdere inspringingen toepassen op een alinea.
Horizontale lijnen gebruiken Een horizontale lijn maken Een horizontale lijn wijzigen Horizontale lijnen zijn handig voor het ordenen van informatie. Op een pagina kunt u tekst en objecten visueel van elkaar scheiden met een of meer lijnen. Een horizontale lijn maken Naar boven 1. Plaats de invoegpositie in het documentvenster op de plaats waar u een horizontale lijn wilt invoegen. 2. Selecteer Invoegen >HTML > Horizontale lijn. Een horizontale lijn wijzigen Naar boven 1.
Het paneel Invoegen gebruiken Het paneel Invoegen verbergen of weergeven De knoppen in een bepaalde categorie weergeven Het pop-upmenu voor een knop weergeven Een object invoegen Het dialoogvenster voor het invoegen van objecten omzeilen en een leeg plaatsvervangend object invoegen Voorkeuren voor het paneel Invoegen wijzigen Items in de categorie Favorieten van het paneel Invoegen toevoegen, verwijderen of beheren Objecten invoegen met knoppen in de categorie Favorieten Het paneel Invoegen als een horizont
Een object invoegen Naar boven 1. Selecteer de juiste categorie in het pop-upmenu Categorie van het paneel Invoegen. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: Klik op een objectknop of sleep het pictogram van de knop naar het documentvenster. Klik op de pijl op een knop en selecteer een optie in het menu. Afhankelijk van het object wordt mogelijk een dialoogvenster voor het invoegen van objecten weergegeven, waarin u wordt gevraagd naar een bestand te bladeren of parameters voor een object op te geven.
Items in de categorie Favorieten van het paneel Invoegen toevoegen, verwijderen of beheren Naar boven 1. Selecteer een categorie in het paneel Invoegen. 2. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) in het gebied waar knoppen worden weergegeven, en kies Favorieten aanpassen. 3. Geef in het dialoogvenster Favoriete objecten aanpassen de noodzakelijke wijziging op en klik op OK.
2. Zet het paneel Invoegen neer zodra een horizontale blauwe lijn dwars over het documentvenster wordt weergegeven. Opmerking: De horizontale invoegbalk is ook een standaardonderdeel van de klassieke werkruimte. Als u naar de klassieke werkruimte wilt schakelen, selecteert u Klassiek in de werkruimteschakelaar op de toepassingsbalk. De horizontale invoegbalk weer veranderen in een paneelgroep Naar boven 1.
Bestandsbeheer Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Bestanden in- en uitchecken Over het in- en uitchecken van bestanden Het systeem van in- en uitchecken van bestanden instellen Bestanden inchecken in of uitchecken uit een externe map WebDAV gebruiken om bestanden in en uit te checken Subversion (SVN) gebruiken om bestanden te verkrijgen en in te checken Over het in- en uitchecken van bestanden Naar boven Als u samen met anderen aan dezelfde bestanden werkt, kunt u bestanden in- en uitchecken vanaf lokale en externe sites.
Bestanden inchecken in of uitchecken uit een externe map Naar boven Nadat u het systeem voor het in- en uitchecken van bestanden hebt ingesteld, kunt u bestanden op een externe server in- en uitchecken via het deelvenster Bestanden of documentvenster. Bestanden uitchecken via het deelvenster Bestanden 1. Selecteer in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) de bestanden op de externe server die u wilt uitchecken.
te voeren), kunt u de uitcheckbewerking ongedaan maken, waarna het bestand weer terugkeert naar de oorspronkelijke staat. Als u het uitchecken van een bestand ongedaan wilt maken, voert u een van de volgende handelingen uit: Open het bestand in het documentvenster en selecteer Site > Uitchecken ongedaan maken. Klik in het deelvenster Bestanden met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) en selecteer vervolgens Uitchecken ongedaan maken in het snelmenu.
externe server die u doorgaans gebruikt met Dreamweaver. Wanneer u SVN gebruikt, blijft de externe server de “live" server voor uw webpagina's en wordt de SVN-server gebruikt als opslagplaats van bestanden waarover u versiebeheer hebt. De doorsnee werkstroom bestaat uit het ophalen en toewijzen van bestanden aan de SVN-server, en ze te publiceren op de externe server vanaf Dreamweaver. De installatie van de externe server staat volledig los van de installatie van SVN.
Geef de lokale versie van de SVN-bestanden weer in het paneel Bestanden door Lokale weergave te selecteren in het pop-upmenu Weergave. (Als u in het uitgevouwen paneel Bestanden werkt, wordt de lokale weergave automatisch weergegeven.) Selecteer nu het bestand dat u wilt toewijzen en klik op de knop Inchecken.
1. Zorg dat de SVN-verbinding goed functioneert. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: Geef de bestanden in de SVN-opslagplaats weer door Weergave opslagplaats te selecteren in het pop-upmenu Weergave in het paneel Bestanden, of door op de knop Bestanden in opslagplaats te klikken in het uitgevouwen paneel Bestanden. U klikt nu met de rechtermuisknop (Windows) of u houdt Control ingedrukt en klikt (Macintosh) op het gewenste bestand. Selecteer vervolgens Vergrendelen of Ontgrendelen.
Een lokale SVN-site opschonen Met deze opdracht kunt u vergrendelingen voor bestanden verwijderen zodat onvoltooide bewerkingen kunnen worden voortgezet. Gebruik deze opdracht om oude vergrendelingen te verwijderen als u de foutmelding 'werkexemplaar vergrendeld' ontvangt. 1. Zorg dat de SVN-verbinding goed functioneert. 2. Geef de lokale versie van de SVN-bestanden weer in het paneel Bestanden door Lokale weergave te selecteren in het pop-upmenu Weergave.
Bestanden en mappen op uw Dreamweaver-site camoufleren Over het camoufleren van een site Het camoufleren van sites in- en uitschakelen Bestanden en mappen camoufleren en de camouflage verwijderen Specifieke bestandstypen camoufleren of de camouflage ervan opheffen De camouflage van alle bestanden en mappen opheffen Over het camoufleren van een site Naar boven Door sites te camoufleren kunt u mappen en bestanden uitsluiten van bewerkingen, zoals Ophalen en Plaatsen.
specifieke bestanden en mappen camoufleert, kunt u meerdere bestanden en mappen tegelijk camoufleren. 1. Selecteer in het paneel Bestanden (Venster > Bestanden) een site waarvoor sitecamouflage is ingeschakeld. 2. Selecteer de mappen of bestanden die u wilt camoufleren of waarvan u de camouflage wilt opheffen. 3. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) en selecteer Camoufleren > Camoufleren of Camoufleren > Weer zichtbaar maken in het snelmenu.
De rode streep door bestands- en mappictogrammen verdwijnt om aan te geven dat de camouflage voor alle bestanden en mappen op de site is opgeheven.
Bestanden vergelijken om verschillen op te sporen Lokale en externe bestanden vergelijken om verschillen op te sporen Bestanden vergelijken alvorens ze te plaatsen Bestanden vergelijken bij het synchroniseren Lokale en externe bestanden vergelijken om verschillen op te sporen Naar boven Dreamweaver kan samenwerken met bestandsvergelijkingsprogramma's om een lokale en externe versie van hetzelfde bestand, twee verschillende externe bestanden of twee verschillende lokale bestanden met elkaar te vergelijken
Het bestandsvergelijkingsprogramma wordt gestart en de twee bestanden worden met elkaar vergeleken. Twee externe bestanden vergelijken U kunt twee bestanden op uw externe server met elkaar vergelijken. U moet een Dreamweaver-site definiëren met instellingen voor de externe server voordat u deze taak kunt uitvoeren. 1. Selecteer in het pop-upmenu aan de rechterkant van het deelvenster Bestanden de optie Externe weergave om de bestanden op de externe server weer te geven. 2.
1. Klik met de rechtermuisknop op een willekeurige plaats in het deelvenster Bestanden en selecteer in het snelmenu dat verschijnt, de optie Synchroniseren. 2. Selecteer de gewenste opties in het dialoogvenster Bestanden synchroniseren en klik op Voorvertoning. Nadat u op Voorvertoning hebt geklikt, wordt een overzicht gegeven van de geselecteerde bestanden en de acties die tijdens de synchronisatie worden uitgevoerd. 3.
Bestanden ophalen van en plaatsen op de server Bestandsoverdracht en afhankelijke bestanden Over bestandsoverdracht op de achtergrond Bestanden van een externe server ophalen Bestanden op een externe server plaatsen De bestandsoverdracht beheren Bestandsoverdracht en afhankelijke bestanden Naar boven Als u met anderen samenwerkt, kunt u het in- en uitchecken gebruiken om bestanden uit te wisselen tussen lokale en externe sites.
Bestanden van een externe server ophalen Naar boven Gebruik de opdracht Ophalen om bestanden van de externe site naar uw lokale site te kopiëren. U kunt het deelvenster Bestanden of documentvenster gebruiken om bestanden op te halen. Dreamweaver maakt een logboek aan van de bestandsactiviteiten tijdens de overdracht. Dit logboek kunt u bekijken en opslaan. Opmerking: U kunt bestandsoverdracht op de achtergrond niet uitschakelen.
U werkt niet samen met anderen aan dezelfde bestanden en u maakt geen gebruik van het systeem voor het in- en uitchecken van bestanden. U wilt de huidige versie van het bestand op de server plaatsen, maar u bent van plan om het bestand nog verder te bewerken.
U kunt de status van de bestandsoverdracht weergeven, plus een lijst van overgebrachte bestanden en het resultaat van de bestandsoverdracht (de overdracht is gelukt, er zijn bestanden overgeslagen of de overdracht is mislukt). U kunt ook een logboek opslaan met bestandsactiviteiten. Opmerking: U kunt in Dreamweaver andere, niet-servergerelateerde activiteiten uitvoeren terwijl u bestanden overbrengt vanaf of naar een server.
Bestanden en mappen beheren Over het beheren van bestanden en mappen Het paneel Bestanden gebruiken Bestanden en mappen weergeven Werken met bestanden in het deelvenster Bestanden Zoeken naar bestanden op uw Dreamweaver-site Ongebruikte bestanden opsporen en verwijderen Toegang krijgen tot sites, een server en lokale stations Gegevens van bestanden en mappen die in het uitgevouwen deelvenster Bestanden worden weergegeven, aanpassen Over het beheren van bestanden en mappen Naar boven Dreamweaver omvat een
Bestand(en) ophalen Kopieert de geselecteerde bestanden van de externe site naar uw lokale site (en overschrijft daarbij de bestaande lokale kopie van het bestand, als die er is). Als In- en uitchecken van bestanden inschakelen is ingeschakeld, zijn de lokale kopieën alleen-lezen; de bestanden blijven beschikbaar op de externe server zodat andere teamleden kunnen uitchecken. Als In- en uitchecken van bestanden inschakelen in uitgeschakeld, hebben de bestandskopieën zowel lees- als schrijfrechten.
Klik in het uitgevouwen paneel Bestanden (Venster > Bestanden) op de knop Sitebestanden (voor de externe site), de knop Testserver of de knop Bestanden in opslagplaats. A. Bestanden site B. Testserver C. Bestanden in opslagplaats Opmerking: Voordat u een externe site, testserver of gegevensopslagplaats kunt weergeven, moet u een externe site, testserver of SVNopslagplaats instellen.
2. Voer een van de volgende handelingen uit: Kopieer het bestand of de map en plak het/ze op de nieuwe locatie. Sleep het bestand of de nam naar de nieuwe locatie. 3. Vernieuw het paneel Bestanden om het bestand of de map op de nieuwe locatie weer te geven. Het deelvenster Bestanden vernieuwen Voer een van de volgende handelingen uit: Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh) op een bestand of map en selecteer Vernieuwen.
Als u in het rapport alle bestanden wilt opnemen die in een specifieke tijdsperiode zijn gewijzigd, klikt u op het keuzerondje 'Bestanden gemaakt of gewijzigd tussen' en geeft u een datumbereik op. 3. U kunt desgewenst in het tekstvak Gewijzigd door een gebruikersnaam invoeren om uw zoekopdracht te beperken tot die bestanden die zijn gewijzigd door een specifieke gebruiker binnen het datumbereik dat u hebt opgegeven. Opmerking: Deze optie is alleen beschikbaar voor rapporten over Contribute-sites. 4.
Opmerking: Er worden servernamen weergegeven van servers waarvoor u Dreamweaver zodanig hebt geconfigureerd dat het programma daarmee kan samenwerken. 2. U kunt nu bestanden op de normale manier openen en bewerken. Een lokaal station op uw computer openen 1. Selecteer in het deelvenster Bestanden (Venster > Bestanden) een desktopcomputer, lokaal station of cd-romstation in het menu (waarin de huidige site of server of het huidige station wordt weergegeven). 2.
3. Vouw de categorie Geavanceerde instellingen uit en selecteer de categorie Kolommen Bestandsweergave. 4. Selecteer een kolom en klik op de plusknop (+) om een kolom toe te voegen of op de minknop (–) om een kolom te verwijderen. Opmerking: De kolom wordt onmiddellijk en zonder een vraag om bevestiging verwijderd, dus bedenk goed of u de kolom wilt verwijderen voordat u op de minknop (–) klikt. 5. Voer in het tekstvak Kolomnaam een naam voor de kolom in. 6.
Bestanden terugdraaien (Contribute-gebruikers) Bestanden terugdraaien (Contribute-gebruikers) Bestanden terugdraaien (Contribute-gebruikers) Naar boven Dreamweaver slaat automatisch meerdere versies van een document op wanneer u de compatibiliteit met Adobe Contribute hebt ingeschakeld. Opmerking: Contribute moet op de computer zijn geïnstalleerd waarop ook Dreamweaver is geïnstalleerd. Het terugdraaien van bestanden moet ook in de beheerinstellingen van Contribute zijn ingeschakeld.
Voorkeuren voor downloadtijd en -grootte instellen Dreamweaver berekent de grootte op basis van de hele inhoud van de pagina, inclusief alle gekoppelde objecten, zoals afbeeldingen en insteekmodules. Dreamweaver schat de downloadtijd op basis van de verbindingssnelheid die is opgegeven in de statusbalkvoorkeuren. De werkelijke downloadtijd varieert afhankelijk van algemene internetomstandigheden. Een goede richtlijn voor het controleren van de downloadtijd voor een bepaalde webpagina is de 8-secondenregel.
Bestandsgegevens opslaan in ontwerpnotities. Over ontwerpnotities Ontwerpnotities inschakelen en uitschakelen voor een site. Ontwerpnotities koppelen aan bestanden Werken met ontwerpnotities Over ontwerpnotities Naar boven Ontwerpnotities zijn notities die u maakt voor een bestand. Ontwerpnotities worden gekoppeld aan het bestand waarvan ze een beschrijving bevatten, maar worden in een afzonderlijk bestand opgeslagen.
uw bestanden. Als u alleen werkt aan een site en u deze optie uitschakelt, zullen de prestaties verbeteren. Ontwerpnotities worden in dat geval niet overgebracht naar de externe site wanneer u bestanden incheckt of plaatst, maar u kunt wel lokaal ontwerpnotities voor uw site toevoegen en wijzigen. Ontwerpnotities koppelen aan bestanden Naar boven U kunt een ontwerpnotitiebestand maken voor elk document of elke sjabloon op uw site.
Niet-gekoppelde ontwerpnotities verwijderen van uw site 1. Selecteer Site > Sites beheren. 2. Selecteer de site en klik op Bewerken. 3. Selecteer in het dialoogvenster Sitedefinitie de categorie Ontwerpnotities in de lijst aan de linkerkant. 4. Klik op de knop Opruimen. Dreamweaver vraagt u te bevestigen dat de ontwerpnotities die niet meer gekoppeld zijn aan een bestand op uw site, moeten worden verwijderd.
Bestanden synchroniseren Bestanden op de lokale en externe site synchroniseren Bestanden op de lokale en externe site synchroniseren Naar boven Nadat u bestanden hebt gemaakt op uw lokale en externe site, kunt u de bestanden op de twee sites synchroniseren. Opmerking: Als de externe site een FTP-server (in plaats van een netwerkserver) is, wordt FTP gebruikt voor het synchroniseren van de bestanden.
7. Klik op Voorvertoning. Opmerking: Voordat u de bestanden kunt synchroniseren, moet u de acties die Dreamweaver uitvoert om deze taak te verrichten, voorvertonen. Als de nieuwste versie van elk gekozen bestand al op beide locaties aanwezig is en er niets hoeft te worden verwijderd, verschijnt er een berichtvenster met de melding dat synchroniseren niet nodig is.
Over het coderen van documenten Bij het coderen van documenten wordt de codering voor tekens in het document opgegeven. De codering van documenten wordt opgegeven in een meta-tag in de kop van het document. Met de codering wordt aan de browser en Dreamweaver doorgegeven hoe het document moet worden gedecodeerd en welke lettertypen moeten worden gebruikt voor het weergeven van de gedecodeerde tekst.
Koppelingen en navigatie Een Spry-menubalk aanpassen David Powers (1 januari 2011) zelfstudie Ontdek hoe u met een zorgvuldige planning en redelijke kennis van CSS een normale menubalk omzet in een veel elegantere oplossing. Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Over koppelingen en navigatie Koppelingen Absolute, documentafhankelijke relatieve en hoofdmapafhankelijke relatieve paden Koppelingen Naar boven Nadat u een Dreamweaver-site hebt gedefinieerd voor het opslaan van documenten en HTML-pagina's van uw website, zult u uw documenten willen koppelen aan andere documenten. Dreamweaver biedt verschillende methoden voor het maken van koppelingen naar documenten, afbeeldingen en multimediabestanden, of software die kan worden gedownload.
Als u in contents.html een koppeling wilt maken naar hours.html (beide in dezelfde map), gebruikt u het relatieve pad “hours.html". Als u vanuit contents.html een koppeling wilt maken naar tips.html (in de submap resources), gebruikt u het relatieve pad resources/tips.html. Bij elke slash (/) gaat u een niveau omlaag in de bestandsstructuur. Als u vanuit contents.html een koppeling wilt maken naar index.html (in de hoofdmap, één niveau boven contents.html), gebruikt u het relatieve pad ../index.html.
Afbeeldingen met hyperlinks Afbeeldingen met hyperlinks Afbeeldingen met hyperlinks aan de clientzijde invoegen Hotspots in afbeeldingen met hyperlinks aanpassen Naar boven Afbeeldingen met hyperlinks Een afbeelding met hyperlink is een afbeelding die is ingedeeld in gebieden die hotspots worden genoemd. Wanneer een gebruiker op en hotspot klikt, wordt een actie uitgevoerd (er wordt bijvoorbeeld een bestand geopend).
browsers wordt deze tekst weergegeven als knopinfo wanneer de gebruiker de muisaanwijzer boven de hotspot houdt. 8. Herhaal stap 4 tot en met 7 als u meer hotspots wilt definiëren in de afbeelding met hyperlinks. 9. Wanneer u alle hotspots hebt aangebracht in de afbeelding, klikt u in een leeg gebied in het document om de eigenschappencontrole te herstellen. Hotspots in afbeeldingen met hyperlinks aanpassen Naar boven U kunt de gedefinieerde hotspots in een afbeelding met hyperlinks gemakkelijk bewerken.
Snelmenu's Over snelmenu's Snelmenu's invoegen Snelmenuonderdelen bewerken Problemen met snelmenu's oplossen Over snelmenu's Naar boven Een snelmenu is een pop-upmenu met koppelingen naar documenten of bestanden dat zichtbaar is voor bezoekers van de site. U kunt koppelingen maken naar documenten in uw website, documenten op andere websites, e-mailkoppelingen, koppelingen naar afbeeldingen en alle andere typen koppelingen die een browser kan openen. Elke optie in een snelmenu is gekoppeld aan een URL.
Problemen met snelmenu's oplossen Naar boven Wanneer een gebruiker een snelmenuonderdeel selecteert, kan er geen nieuwe keuze worden gemaakt in dat menu wanneer de gebruiker terugbladert naar de pagina of wanneer het vak URL's openen in naar een frame verwijst. Dit probleem kunt u op twee manieren oplossen: Gebruik een selectieverzoek zoals een beschrijving of een instructie (bijvoorbeeld “Maak een keuze").
Koppelen naar een externe CSS-stijlpagina Als u een externe CSS-stijlpagina bewerkt, worden alle aan die CSS-stijlpagina gekoppelde documenten bijgewerkt om deze bewerkingen door te voeren. U kunt de in een document aangetroffen CSS-stijlen exporteren om zo een nieuwe CSS-stijlpagina te maken en deze te koppelen aan een externe stijlpagina door de hier gevonden stijlen toe te passen. U kunt aan uw pagina's elke stijlpagina koppelen, die u maakt of kopieert naar uw site.
Navigatiebalken Over navigatiebalken Over navigatiebalken De navigatiebalkfunctie wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund. Als u een navigatiebalk wilt gebruiken, kunt u het beste de Spry-menubalkwidget gebruiken.
Eigenschappen voor CSS-koppelingen instellen voor een gehele pagina U kunt lettertypen, tekengrootten, kleuren en andere items voor uw koppelingen opgeven. Dreamweaver maakt standaard CSS-regels voor uw koppelingen en past deze toe op alle koppelingen die u gebruikt op de pagina. (De regels zijn ingesloten in de sectie head van de pagina.) Opmerking: Als u afzonderlijke koppelingen op een pagina wilt aanpassen, moet u afzonderlijke CSS-regels maken en deze vervolgens op de betreffende koppelingen toepassen.
Problemen met koppelingen oplossen Zoeken naar verbroken, externe en zwevende koppelingen Verbroken koppelingen herstellen Zoeken naar verbroken, externe en zwevende koppelingen Naar boven Met de functie Koppelingen controleren kunt u zoeken naar verbroken koppelingen en zwevende bestanden (bestanden die op de site aanwezig zijn maar waarnaar niet wordt verwezen in andere bestanden op de site). U kunt zoeken in geopende bestanden, delen van de lokale site of in de hele lokale site.
4. Sla rapporten op door op de knop Rapport opslaan in het paneel Koppelingencontrole te klikken. Naar boven Verbroken koppelingen herstellen Nadat u koppelingen hebt gecontroleerd, kunt u verbroken koppelingen en verwijzingen naar afbeeldingen direct in het paneel Koppelingencontrole herstellen of bestanden in de lijst openen en de koppelingen herstellen in de eigenschappencontrole. Koppelingen herstellen in het paneel Koppelingencontrole 1. Voer een koppelingencontrole uit. 2.
Codering Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Code samenvouwen Code samenvouwen Codefragmenten samenvouwen en uitvouwen Samengevouwen codefragmenten plakken en verplaatsen Naar boven Code samenvouwen U kunt codefragmenten samenvouwen en uitvouwen, zodat u verschillende delen van uw document kunt bekijken zonder de schuifbalk te moeten gebruiken.
Samengevouwen codefragmenten plakken en verplaatsen Naar boven U kunt samengevouwen codefragmenten kopiëren en plakken. U kunt samengevouwen codefragmenten verplaatsen door ze te verslepen. Een samengevouwen codefragment kopiëren en plakken 1. Selecteer het samengevouwen codefragment. 2. Selecteer Bewerken > Kopiëren. 3. Plaats de invoegpositie op de locatie waar u de code wilt plakken. 4. Selecteer Bewerken > Plakken.
Code bewerken in de ontwerpweergave Code bewerken in de ontwerpweergave Onderliggende tags selecteren in de ontwerpweergave Code bewerken met de eigenschappencontrole CFML bewerken met de eigenschappencontrole Kenmerken wijzigen met de tagcontrole Overzicht van de Snelle tageditor Code bewerken met de Snelle tageditor Het menu met tips gebruiken in de Snelle tageditor Code bewerken met de tagkiezer Scripts schrijven en bewerken in de ontwerpweergave Scripts op de pagina bewerken via de eigenschappencontrole
heeft). 3. Als de tag een voorwaardelijke expressie bevat, kunt u er wijzigingen in aanbrengen in het vak Expressie. Naar boven Kenmerken wijzigen met de tagcontrole U gebruikt de tagcontrole om kenmerken en waarden van kenmerken te bewerken of toe te voegen. Met de tagcontrole kunt u tags en objecten bewerken via een eigenschappenblad dat vergelijkbaar is met dat van andere geïntegreerde ontwikkelomgevingen (IDE's). 1.
Een HTML-tag invoegen 1. Klik op de pagina in de ontwerpweergave om de invoegpositie te plaatsen op de locatie waar u code wilt invoegen. 2. Druk op Ctrl+spatiebalk (Windows) of Command+spatiebalk (Macintosh). De Snelle tageditor wordt geopend in de modus HTML invoegen. 3. Voer de HTML-tag in en druk op Enter. De tag wordt in de code ingevoegd, samen met de bijbehorende eindtag, indien van toepassing. 4. Druk op Escape als u de editor wilt sluiten zonder wijzigingen aan te brengen.
3. Als u het menu wilt sluiten zonder een item in te voegen, drukt u op Escape of typt u verder. Het tipmenu uitschakelen of de vertraging wijzigen 1. Selecteer Bewerken > Voorkeuren (Windows) of Dreamweaver > Voorkeuren (Macintosh) en selecteer Coderingstips. Het dialoogvenster Voorkeuren voor Coderingstips verschijnt. 2. Als u het menu met tips wilt uitschakelen, schakelt u de optie Coderingstips inschakelen uit. 3.
3. Klik op OK zonder iets te typen in het vak Inhoud. 4. Selecteer de scriptmarkering in de ontwerpweergave van het documentvenster. 5. Klik op het mappictogram in de eigenschappencontrole, blader naar het externe scriptbestand en selecteer dit bestand, of typ de bestandsnaam in het vak Bron. Een script bewerken 1. Selecteer de scriptmarkering. 2. Klik in de eigenschappencontrole op de knop Bewerken. Het script verschijnt in het dialoogvenster Scripteigenschappen.
CSS-code opmaken Voorkeuren voor CSS-codeopmaak instellen CSS-code in een CSS-stijlpagina handmatig opmaken Ingebedde CSS-code handmatig opmaken U kunt voorkeuren instellen voor het regelen van de CSS-codeopmaak wanneer u een CSS-regel maakt of bewerkt met behulp van de Dreamweaver-interface. Bijvoorbeeld: u kunt voorkeuren instellen waardoor alle CSS-eigenschappen op aparte regels worden geplaatst, blanco regels tussen de CSS-regels worden geplaatst, etc.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Algemene informatie over coderen in Dreamweaver Ondersteunde talen Ongeldige opmaak Automatische codewijzigingen XHTML-code Gewone uitdrukkingen Code voor servergedrag Ondersteunde talen Naar boven Naast tekstverwerkingsmogelijkheden biedt Adobe® Dreamweaver® diverse andere functies, zoals coderingstips die u helpen bij het schrijven van code in de volgende talen: HTML XHTML CSS JavaScript ColdFusion Markup Language (CFML) VBScript (voor ASP) C# en Visual Basic (voor ASP.
U kunt Dreamweaver echter ook zo instellen dat ongeldige code (geel) wordt gemarkeerd in de codeweergave. Wanneer u een gemarkeerd gedeelte selecteert, wordt in de eigenschappencontrole informatie weergegeven over hoe de fout kan worden gecorrigeerd. Naar boven XHTML-code Dreamweaver genereert nieuwe XHTML-code en schoont bestaande XHTML-code zodanig op dat deze voldoet aan de meeste XHTML-vereisten.
juiste vorm is en bij het opschonen van XHTML. Inleiding of Inleiding. Voor kenmerken met opsommingswaarden moeten de waarden in kleine letters worden weergegeven. Een opsommingswaarde is een waarde in een opgegeven lijst van toegestane waarden. Het kenmerk align heeft bijvoorbeeld de volgende toegestane waarden: center, justify, left en right. Alle script- en stijlelementen moeten het kenmerk type hebben.
[^abc] Elk teken dat niet tussen de haakjes staat. U kunt een tekenbereik opgeven met een koppelteken (bijvoorbeeld [^a-f] komt overeen met [^abcdef]). Met [^aeiou] vindt u in eerste instantie “r” in “oranje”, “b” in “boek” en “k” in “eikel” \b Een woordgrens (zoals een spatie of regeleinde). Met \bb vindt “b” in “boek” maar niets in “ober” of “snob” \B Alles behalve een woordgrens. Met \Bb vindt u “b” in “ober” maar niets in “boek” \d Elk cijfer. Equivalent met [0-9].
Meer Help-onderwerpen Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Tagbibliotheken beheren De tagbibliotheken van Dreamweaver De tagbibliotheek-editor openen en sluiten Bibliotheken, tags en kenmerken toevoegen Bibliotheken, tags en kenmerken bewerken Bibliotheken, tags en kenmerken verwijderen De tagbibliotheken van Dreamweaver Naar boven In Dreamweaver is een tagbibliotheek een verzameling tags van een bepaald type, die tevens informatie bevat over de manier waarop Dreamweaver de tags moet opmaken.
Bibliotheken, tags en kenmerken bewerken Naar boven Met de tagbibliotheek-editor kunt u eigenschappen instellen voor een tagbibliotheek en tags en kenmerken in een bibliotheek bewerken. Eigenschappen instellen voor een tagbibliotheek 1. Selecteer in de tagbibliotheek-editor (Bewerken > Tagbibliotheken) een tagbibliotheek (geen tag) in de lijst Tags. Opmerking: De eigenschappen voor tagbibliotheken worden alleen weergegeven wanneer een tagbibliotheek is geselecteerd.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Code optimaliseren en fouten opsporen Code opschonen Controleren of tags en haakjes in evenwicht zijn Controleren op browsercompatibiliteit XML-documenten valideren Documenten valideren met W3C-validatie (CS5.5) Voorkeuren voor de validatiefunctie instellen Pagina's XHTML-compatibel maken De ColdFusion-foutopsporing gebruiken (alleen Windows) Code opschonen Naar boven U kunt automatisch lege tags verwijderen, geneste font-tags combineren en rommelige of onleesbare HTML- of XHTML-code verbeteren.
1. Open het document in de codeweergave. 2. Plaats de invoegpositie in de geneste code die u wilt controleren. 3. Selecteer Bewerken > Bovenliggende tag selecteren. De omsluitende bijbehorende tags (en de inhoud ervan) worden in de code geselecteerd. Als u Bewerken > Bovenliggende tag selecteren blijft selecteren en de tags in evenwicht zijn, zal Dreamweaver uiteindelijk de buitenste html- en /html-tags selecteren. Controleren op evenwichtige ronde of vierkante haakjes of accolades 1.
3. Kies Bestand > Valideren > Livedocument valideren (W3C). Voor livedocumenten wordt een afzonderlijk venster geopend wanneer u op een fout dubbelklikt in het deelvenster voor W3C-validatie. In het venster wordt de door de browser gegenereerde code weergegeven, waarbij de regel met de fout is gemarkeerd. Validatie-instellingen aanpassen 1. Kies Venster > Resultaten > W3C-validatie. 2. Klik op het afspeelpictogram van de W3C-validatie in het deelvenster W3C-validatie. Selecteer Instellingen. 3.
2. Selecteer een categorie en een type pagina dat u wilt maken. 3. Selecteer een van de XHTML-documenttypedefinities (DTD) in het pop-upmenu DocType uiterst rechts in het dialoogvenster en klik op Maken. U kunt een HTML-document bijvoorbeeld XHTML-compatibel maken door XHTML 1.0 Transitional of XHTML 1.0 Strict te selecteren in het pop-upmenu Opmerking: Niet alle documenttypen kunnen XHTML-compatibel worden gemaakt. Standaard XHTML-compatibele documenten maken 1.
op de pagina worden gevonden, verschijnt de categorie Uitzonderingen niet meer in het paneel. 6. U verlaat de foutopsporingsmodus door te schakelen naar de codeweergave (Weergave > Code) of de ontwerpweergave (Weergave > Ontwerp).
Codeervoorkeuren instellen Codeervoorkeuren Het uiterlijk van de code instellen De codeopmaak wijzigen Voorkeuren voor het herschrijven van code instellen Codekleuren instellen Een externe editor gebruiken Naar boven Codeervoorkeuren U kunt naar eigen behoefte coderingsvoorkeuren instellen, zoals coderingsopmaak en -kleurgebruik. Opmerking: Als u geavanceerde voorkeuren wilt instellen, gebruikt u de tagbibliotheek-editor (zie Tagbibliotheken beheren).
Opmerking: De meeste van de inspringingsopties in dit dialoogvenster zijn alleen van toepassing op code die Dreamweaver genereert, niet op code die u zelf typt. Als u wilt dat elke nieuwe regel code die u typt, inspringt tot hetzelfde niveau als de vorige regel, selecteert u Weergave > Codeweergaveopties > Automatisch inspringen. Zie Het uiterlijk van de code instellen voor meer informatie.
Namen van formulieritems wijzigen als deze worden geplakt Hiermee voorkomt u dubbele namen voor formulierobjecten. Deze optie is standaard ingeschakeld. Opmerking: In tegenstelling tot de andere opties in dit voorkeurenvenster wordt deze optie niet toegepast wanneer u een document opent, maar alleen wanneer u een formulierelement kopieert en plakt. Extra afsluitende tags verwijderen Hiermee verwijdert u eindtags waarvoor geen bijbehorende begintag aanwezig is.
Gewijzigde bestanden opnieuw laden Hiermee geeft u op wat er moet gebeuren wanneer Dreamweaver detecteert dat er extern wijzigingen zijn aangebracht in een document dat in Dreamweaver is geopend. Opslaan bij het starten Hiermee geeft u op of Dreamweaver het huidige document altijd moet opslaan voordat de editor wordt gestart, het document nooit moet opslaan of u moet vragen of het document moet worden opgeslagen telkens wanneer u de externe editor start.
De codeeromgeving opzetten Coderingsgerichte werkruimten gebruiken Code weergeven Sneltoetsen aanpassen Bestanden standaard openen in de codeweergave Coderingsgerichte werkruimten gebruiken Naar boven U kunt de codeeromgeving in Dreamweaver aanpassen aan uw manier van werken. U kunt bijvoorbeeld de manier wijzigen waarop u code weergeeft, verschillende sneltoetsen instellen of uw favoriete tagbibliotheek importeren en gebruiken.
Sneltoetsen aanpassen Naar boven U kunt uw favoriete sneltoetsen gebruiken in Dreamweaver. Als u gewend bent om specifieke sneltoetsen te gebruiken, bijvoorbeeld Shift+Enter om een regeleinde in te voegen of Ctrl+G om naar een bepaalde positie in de code te gaan, kunt u deze sneltoetsen via de sneltoetseditor toevoegen aan Dreamweaver. Zie Sneltoetsen aanpassen voor instructies.
Sjabloonsyntaxis Algemene syntaxisregels Sjabloontags Objecttags Sjabloonsyntaxis controleren Algemene syntaxisregels Naar boven Dreamweaver gebruikt HTML-commentaartags om gebieden in sjablonen en op een sjabloon gebaseerde documenten aan te geven, zodat op een sjabloon gebaseerde documenten nog steeds geldige HTML-bestanden zijn. Als u een sjabloonobject invoegt, worden sjabloontags ingevoegd in de code.
Sjabloonsyntaxis controleren Naar boven Dreamweaver controleert de sjabloonsyntaxis wanneer u een sjabloon opslaat, maar u kunt de sjabloonsyntaxis ook handmatig controleren voordat u de sjabloon opslaat. Als u bijvoorbeeld een sjabloonparameter of een expressie in de codeweergave toevoegt, kunt u controleren of de code de juiste syntaxis volgt. 1. Open het te controleren document in het documentvenster. 2.
Code schrijven en bewerken Coderingstips Tips voor sitespecifieke code Code invoegen met de werkbalk Codering Code invoegen met het paneel Invoegen Tags invoegen met de tagkiezer HTML-commentaar invoegen Code kopiëren en plakken Tags bewerken met tageditors Code bewerken met het contextmenu Coderen Een servertaaltag bewerken met de eigenschappencontrole Codeblokken inspringen Naar gerelateerde code navigeren Naar een JavaScript- of VBScript-functie gaan JavaScript uitpakken Werken met codefragmenten Zoeken
jQuery (CS5.5 en hoger) JavaScript (bevat tips voor aangepaste klassen) JSP PHP MySQL Spry Een menu met coderingstips weergeven Het menu met coderingstips wordt automatisch weergegeven wanneer u in de weergave Code typt. U kunt het menu met coderingstips echter ook handmatig weergeven zonder te typen. 1. Daartoe plaatst u in de weergave Code (Venster > Code) de invoegpositie in een tag. 2. Druk op Ctrl+spatiebalk. Code in de codeweergave invoegen door coderingstips te gebruiken 1.
U kunt de standaardvoorkeuren voor coderingstips wijzigen. Als u bijvoorbeeld geen CSS-eigenschapsnamen of Spry-coderingstips wilt weergeven, kunt u deze uitschakelen in de voorkeuren voor coderingstips. U kunt ook voorkeuren opgeven voor de vertragingstijd van coderingstips en sluitende tags. Zelfs als coderingstips zijn uitgeschakeld, kunt u een pop-uptip weergeven in de codeweergave door op Ctrl+spatiebalk te drukken. 1. Selecteer Bewerken > Voorkeuren. 2.
opnemen in de scan voor een bepaald bestand of een bepaalde map. Sitestructuur opslaan U kunt de aangepaste sitestructuur opslaan die u hebt gemaakt in het dialoogvenster Tips voor sitespecifieke code. 1. Maak de gewenste structuur van bestanden en mappen door de benodigde bestanden en mappen toe te voegen of bestanden en mappen te verwijderen. 2. Klik op de knop Structuur opslaan in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster. 3. Geef een naam op voor de sitestructuur en klik op Opslaan.
deze knop klikt terwijl u Ctrl ingedrukt houdt, wordt de optie “intelligent samenvouwen” uitgeschakeld, waardoor Dreamweaver de inhoud die wordt samengevouwen buiten de volledige tags, niet wordt aangepast. Zie Code samenvouwen voor meer informatie. Selectie samenvouwen Hiermee vouwt de geselecteerde code samen. U kunt ook de code buiten de selectie samenvouwen door op de knop Selectie samenvouwen te klikken terwijl u Alt (Windows) of Option (Macintosh) ingedrukt houdt.
1. Plaats de invoegpositie in de code. 2. Selecteer de gewenste categorie in het paneel Invoegen. 3. Klik op een knop in het paneel Invoegen of selecteer een item in een pop-upmenu van het paneel Invoegen. Wanneer u klikt op een pictogram, verschijnt de code direct op de pagina of verschijnt er een dialoogvenster waarin u om meer informatie wordt gevraagd om de code te voltooien. Als u de functie van een knop wilt achterhalen, plaatst u de aanwijzer op de knop totdat de knopinfo wordt weergegeven.
2. Plaats de invoegpositie in de codeweergave en selecteer Bewerken > Plakken. Tags bewerken met tageditors Naar boven U gebruikt tageditors om de kenmerken van tags te bekijken, op te geven en te bewerken. 1. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of met ingedrukte Control-toets (Macintosh) op een tag in de codeweergave of op een object in de ontwerpweergave en selecteer Tag bewerken in het pop-upmenu. (De inhoud van dit dialoogvenster hangt af van de geselecteerde tag.) 2.
Converteren naar hoofdletters Hiermee converteert u alle letters in de selectie (met inbegrip van namen en waarden van tags en kenmerken) naar hoofdletters. Converteren naar kleine letters Hiermee converteert u alle letters in de selectie (met inbegrip van namen en waarden van tags en kenmerken) naar kleine letters. Tags converteren naar hoofdletters Hiermee converteert u alle namen van tags en kenmerken en alle waarden van kenmerken in de selectie naar hoofdletters.
2. Klik op het stukje code waar u naartoe wilt gaan. De codenavigator groepeert gerelateerde codebronnen per bestand en geeft de bestanden in alfabetische volgorde weer. Stel dat CSS-regels in drie externe bestanden invloed hebben op de selectie in uw document. In dat geval geeft de codenavigator deze drie bestanden weer plus de CSS-regels die relevant zijn voor de selectie. Voor CSS die betrekking hebben op een gegeven selectie, werkt de codenavigator net als het deelvenster CSS-stijlen in Huidige modus.
2. Kies Opdrachten > JavaScript extern maken. 3. Bewerk indien nodig de standaardselecties van het dialoogvenster JavaScript extern maken. Selecteer Alleen JavaScript extern maken als u wilt dat Dreamweaver alle JavaScript naar een extern bestand verplaatst, en in het huidige document een verwijzing naar dit bestand opneemt. Bij deze optie blijven gebeurtenishandlers, zoals onclick en onload in het document en blijven gedragingen zichtbaar in het paneel Gedrag.
5. (Optioneel) Selecteer een type voorvertoning: Code of Ontwerp. Ontwerp Hiermee geeft u op dat de code moet worden gerenderd en moet worden weergegeven in het deelvenster Voorvertoning van het paneel Fragmenten. Code Hiermee geeft u op dat de code moet worden weergegeven in het deelvenster Voorvertoning. 6. Klik op OK. Een codefragment bewerken of verwijderen Selecteer een fragment in het paneel Fragmenten en klik op de knop Fragment bewerken of Verwijderen onder in het paneel.
1. Selecteer Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Klik op de knop Query laden (het mappictogram). 3. Navigeer naar de map waarin uw query's zijn opgeslagen. Selecteer een querybestand en klik op Openen. 4. Klik op Volgende zoeken, Alles zoeken, Vervangen of Alles vervangen om de zoekopdracht te starten. Taalspecifiek referentiemateriaal gebruiken Naar boven Het paneel Referentie vormt een snel naslaghulpmiddel voor opmaaktalen, programmeertalen en CSS-stijlen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Mobiel en meerdere schermen Mobiele pagina's maken met Dreamweaver CS5.5 David Karlins (3 augustus 2011) zelfstudie David Karlins, auteur ‘Adobe Creative Suite 5 Web Premium How-Tos: 100 Essential Techniques’ (Procedures voor Adobe Creative Suite 5 Web Premium: 100 essentiële technieken), bespreekt de Dreamweaver-technieken waarmee u webpagina's voor mobiele apparaten op basis van jQuery JavaScript kunt maken.
Webtoepassingen verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen met PhoneGap Build Over PhoneGap Build en Dreamweaver Een PhoneGap Build-serviceaccount maken De ontwikkelomgeving instellen Mobiele toepassingen verpakken met PhoneGap Build Over PhoneGap Build en Dreamweaver Naar boven PhoneGap Build is een cloudservice waarmee u uw webtoepassingen kunt verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen.
1. Zorg dat u een Dreamweaver-site hebt gemaakt die een pagina index.html bevat (gewoonlijk de startpagina van uw toepassing). Opmerking: PhoneGap Build ondersteunt alleen het gebruik van HTML-, CSS- en JavaScipt-bestanden. Uw site mag geen PHP- of CFMpagina's of andere soorten serverpagina's bevatten. 2. Kies Site > PhoneGap Build-service > PhoneGap Build-service. 3. Geef uw aanmeldingsgegevens op en meld u aan bij PhoneGap Build.
weergegeven met de melding dat het samenstellen is voltooid. Nadat de builds zijn voltooid, hebt u een aantal opties. U kunt de toepassingsbestanden downloaden naar uw computer, de QR-code van een build scannen om de toepassing over te brengen naar uw apparaat of de toepassing emuleren met een emulator (alleen Android en webOS).
geladen. Trefwoorden: nieuw, Dreamweaver, HTML5, CSS, overgangen, webtoepassing, webpakket, effecten, CSS3, dynamische rasterlay-out, PhoneGap, nieuwe functies, jQuery, Business Catalyst, weblettertypen, ftp-verbeteringen, PSD-optimalisatie, Dreamweaver CS6 Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Webtoepassingen voor mobiele apparaten maken (CS5.5, CS6) Over het maken van een webtoepassing met jQuery Mobile Startpagina's gebruiken om een toepassing voor mobiele apparaten te maken Een webtoepassing voor mobiele apparaten maken met een nieuwe pagina Dankzij de integratie van Dreamweaver met jQuery Mobile kunt u snel een webtoepassing ontwerpen die geschikt is voor de meeste apparaten en automatisch wordt aangepast aan de schermafmetingen van het apparaat.
Pagina uit voorbeeld > Mobiele starters > jQuery Mobile (CDN). Pagina uit voorbeeld > Mobiele starters > jQuery Mobile (lokaal). Pagina uit voorbeeld > Mobiele starters > jQuery Mobile met thema (lokaal). 3. Klik op Maken. Schakel de optie Koppelingen continu volgen (Beeld > Live View-opties) in op de pagina die wordt weergegeven en schakel over naar Live View. Gebruik de navigatieonderdelen om de werking van de toepassing te testen.
2. Sla het bestand op in de kernmap die de overige bronnen bevat. http://jquerymobile.com/demos/1.0a3/ http://docs.jquery.com/Downloading_jQuery#CDN_Hosted_jQuery http://en.wikipedia.org/wiki/Content_delivery_network http://docs.jquery.com/Downloading_jQuery Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Paginaoriëntatie voor mobiele apparaten wijzigen(CS5.5 en hoger) Bij de meeste geavanceerde mobiele apparaten is de oriëntatie van de pagina afhankelijk van de wijze waarop het apparaat wordt vastgehouden. Als de gebruiker de telefoon verticaal houdt, wordt de staande oriëntatie gebruikt. Wanneer de gebruiker het apparaat in horizontale richting draait, wordt de pagina automatisch aangepast aan de afmetingen voor de liggende oriëntatie.
Mediaquery's maken (CS5.5 en hoger) Een mediaquery maken Een bestaand mediaquerybestand gebruiken Een ander bestand met mediaquery's voor de hele site selecteren Webpagina's weergeven op basis van mediaquery's U kunt mediaquery's gebruiken om CSS-bestanden op te geven op basis van de gerapporteerde kenmerken van een apparaat. De browser op het apparaat controleert de mediaquery en gebruikt het bijbehorende CSS-bestand om de webpagina weer te geven.
of minder hebben. CSS-bestand Selecteer Bestaand bestand gebruiken en blader naar het CSS-bestand voor het apparaat. Selecteer Nieuw bestand maken als u een CSS-bestand wilt opgeven dat u nog moet maken. Voer de naam van het CSS-bestand in. Het bestand wordt gemaakt als u op OK klikt. 8. Klik op OK. 9. Er wordt een nieuw bestand gemaakt voor het mediaquerybestand voor de hele site. Sla het bestand op.
Webtoepassingen verpakken Webtoepassingen verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen (CS5.5 en hoger) Webtoepassingen verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen (CS5.5 en hoger) Naar boven Dankzij de integratie van Dreamweaver met jQuery Mobile en PhoneGap kunt u webtoepassingen maken en verpakken voor distributie op Android™- en iOS-apparaten. Dreamweaver gebruikt PhoneGap SDK's om het pakket te maken (bestand .apk voor Android en bestand .
Android SDK (installatie-instructies verderop). Een toepassingspakket maken (Windows) Bekijk deze zelfstudie op Dreamweaver Developer Center voor met informatie, inclusief voorbeeldbestanden, over het maken van een webtoepassing. 1. Open de webtoepassing die u wilt converteren naar een mobiele toepassing. Zorg dat uw webtoepassing is ingesteld als een site in Dreamweaver en dat de site kleiner is dan 25 MB. Opmerking: Controleer of de toepassing alleen HTML5-, CSS- en JavaScript-bestanden bevat. 2.
Dreamweaver wijzigt het pictogramformaat in het standaardformaat als u het formaat nog niet hebt aangepast. (Mac® OS 10.6.x) Geef bij PNG van startpagina een PNG-bestand op dat wordt gebruikt als pictogram voor de iOS-toepassing. Dreamweaver wijzigt het pictogramformaat in het standaardformaat als u het formaat nog niet hebt aangepast. (Mac OS 10.6.x) Selecteer een versie van de iPhone/iPod Touch/iPad waarvoor u het pakket maakt. Geef een ander doelpad voor het pakket op.
Pagina's voorvertonen met het deelvenster Voorvertoning voor meerdere schermen De viewportgrootten wijzigen Mediaquery's toevoegen Navigeren door koppelingen Voorvertoning voor meerdere schermen in Dreamweaver biedt een voorbeeld van de pagina die u op het moment bewerkt, zoals het zou worden weergegeven op apparaten die verschillende schermresoluties ondersteunen. Klik op Bestand > Voorvertoning voor meerdere schermen om het deelvenster Voorvertoning voor meerdere schermen te openen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Voorvertonen Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Controleren op problemen met CSS-weergave tussen browsers Een browsercompatibiliteitscontrole uitvoeren Selecteer het element dat wordt beïnvloed door een aangetroffen kwestie Naar het volgende of vorige gevonden probleem in de code springen Voor Dreamweaver browsers voor controledoeleinden selecteren Een probleem uitsluiten van de browsercompatibiliteitscontrole De lijst Genegeerde problemen bewerken Een browsercompatibiliteitscontrolerapport opslaan Een browsercompatibiliteitscontrolerapport bekijken in e
Een probleem uitsluiten van de browsercompatibiliteitscontrole Naar boven 1. Voer de test voor browsercompatibiliteit uit. 2. Klik in het paneel Resultaten met de rechter muisknop (Windows) of de Control-knop (Macintosh) op het probleem dat u van toekomstige controles wilt uitsluiten. 3. Selecteer Probleem negeren in het contextmenu. De lijst Genegeerde problemen bewerken Naar boven 1. Selecteer in het deelvenster Resultaten (Venster> Resultaten) het tabblad Browsercompatibiliteit controleren. 2.
Pagina's voorvertonen met het deelvenster Voorvertoning voor meerdere schermen De viewportgrootten wijzigen Mediaquery's toevoegen Navigeren door koppelingen Voorvertoning voor meerdere schermen in Dreamweaver biedt een voorbeeld van de pagina die u op het moment bewerkt, zoals het zou worden weergegeven op apparaten die verschillende schermresoluties ondersteunen. Klik op Bestand > Voorvertoning voor meerdere schermen om het deelvenster Voorvertoning voor meerdere schermen te openen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Pagina's voorvertonen Pagina's voorvertonen in Dreamweaver Pagina's voorvertonen in browsers Pagina's voorvertonen op mobiele apparaten In de ontwerpweergave krijgt u een idee van hoe de pagina er op het web uitziet, maar worden pagina's niet exact zo weergegeven als in browsers. Live weergave biedt een nauwkeurigere weergave en geeft u de mogelijkheid om in de codeweergave te werken en de wijzigingen in het ontwerp te bekijken.
dynamisch, en wordt bijgewerkt op basis van uw interacties met de pagina in de live weergave. 1. Zorg ervoor dat u in de live weergave werkt. 2. Klik op de knop Live code. Dreamweaver toont de live code die de browser zou gebruiken om de pagina uit te voeren. De code wordt in het geel gemarkeerd en kan niet worden bewerkt. Met Live code worden tijdens interactie met de interactieve elementen op de pagina de dynamische wijzigingen in de code gemarkeerd. 3.
Voordat u een voorvertoning van een document bekijkt, slaat u het document op. Anders worden de meest recente wijzigingen niet in de browser weergegeven. 1. Voer een van de volgende handelingen uit om een voorvertoning van de pagina te bekijken: Kies Bestand > Voorvertoning in browser en selecteer een van de vermelde browsers.
Elementen selecteren en weergeven in het documentvenster Elementen selecteren De HTML-code weergeven die is gekoppeld aan de geselecteerde tekst of het geselecteerde object Markeerpictogrammen voor onzichtbare elementen weergeven of verbergen Voorkeuren voor onzichtbare elementen instellen Als u een element wilt selecteren in de ontwerpweergave van het documentvenster, klikt u op het element. Als een element onzichtbaar is, moet u het zichtbaar maken voordat u het kunt selecteren.
Selecteer Weergave > Visuele hulpmiddelen > Onzichtbare elementen. Opmerking: Als u onzichtbare elementen weergeeft, kan dat een kleine invloed hebben op de indeling van een pagina doordat andere elementen met een paar pixels worden verschoven. Als u de indeling nauwkeurig wilt weergeven, moet u daarom de onzichtbare elementen verbergen.
Live-gegevens weergeven Pagina in Live View van live-gegevens voorzien Problemen met live-gegevens in Live View oplossen De functie voor het weergeven van Live-gegevens wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund. Deze functie is vervangen door de meer gestroomlijnde functie Live View.
Sjablonen Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Over sjablonen van Dreamweaver Wat zijn Dreamweaver-sjablonen? Typen sjabloongebieden Koppelingen in sjablonen Serverscripts in sjablonen en op een sjabloon gebaseerde documenten Sjabloonparameters Sjabloonexpressies Taal voor sjabloonexpressies Meerdere if-voorwaarden in sjablooncode Wat zijn Dreamweaver-sjablonen? Naar boven Een sjabloon is een speciaal type document waarmee u een “vaste” paginalay-out kunt ontwerpen.
naar de juiste bestanden te laten verwijzen. Als u een nieuwe documentafhankelijke relatieve koppeling toevoegt aan een sjabloonbestand, bestaat het gevaar dat u een onjuiste padnaam opgeeft als u in het tekstvak voor de koppeling in de eigenschappencontrole het pad typt. Het correcte pad in een sjabloonbestand is het pad van de map Sjablonen naar het gekoppelde document, niet het pad van de map van het op een sjabloon gebaseerde document naar het gekoppelde document.
sjabloonparameters voor optionele gebieden of bewerkbare tagkenmerken, of voor het instellen van waarden die u wilt doorgeven aan een bijgevoegd document. Voor elke parameter selecteert u een naam, een gegevenstype en een standaardwaarde. Elke parameter moet een unieke naam hebben die hoofdlettergevoelig is. Ze moeten een van de vijf toegestane gegevenstypen zijn: text (tekst), boolean (Booleaans), color (kleur), URL of number (getal).
deze eigenschap buiten een genest herhaald gebied leidt tot een foutsituatie. Tijdens de beoordeling van een expressie zijn alle velden van het object _document en het object _repeat impliciet beschikbaar. Zo kunt u title opgeven in plaats van _document.title voor toegang tot de titelparameter van het document. In gevallen waarin sprake is van een conflict tussen velden, krijgen velden van het object _repeat voorrang op velden van het object _document.
Een sjabloon uit een bestaand document toepassen of verwijderen Een sjabloon toepassen op een bestaand document Een document loskoppelen van een sjabloon Naar boven Een sjabloon toepassen op een bestaand document Als u een sjabloon toepast op een document dat bestaande inhoud bevat, probeert Dreamweaver de bestaande inhoud overeen te stemmen met een gebied in de sjabloon. Als u een gereviseerde versie van een van uw bestaande sjablonen toepast, komen de namen waarschijnlijk overeen.
Belangrijk: Als u een sjabloon toepast op een bestaand document, vervangt de sjabloon de inhoud van het document met de “boilerplate”inhoud van de sjabloon. Maak altijd een reservekopie van de inhoud van de pagina voordat u een sjabloon erop toepast. Sjabloonwijzigingen ongedaan maken Selecteer Bewerken > Toepassen sjabloon ongedaan maken. Het document wordt teruggebracht naar de toestand voordat de sjabloon werd toegepast.
Een Dreamweaver-sjabloon maken Over het maken van Dreamweaver-sjablonen Een sjabloon maken op basis van een bestaand document Het paneel Middelen gebruiken voor het maken van een nieuwe sjabloon Over het maken van sjablonen voor Contribute-sites Een sjabloon maken voor een Contribute-site Naar boven Over het maken van Dreamweaver-sjablonen U kunt een sjabloonformulier maken op basis van een bestaand document (zoals een HTLM-, een Adobe ColdFusion- of een Microsoft Active Server Pages-document); u kunt er
Met Dreamweaver kunt u sjablonen maken, waardoor gebruikers van Adobe® Contribute® de mogelijkheid hebben om nieuwe pagina's te maken, waardoor uw site consistent blijft in stijl en sfeer, en waardoor u de indeling van meerdere pagina's in een keer kunt bijwerken. Wanneer u een sjabloon maakt en naar de server uploadt, komt het beschikbaar voor alle gebruikers van Contribute die een verbinding maken met uw site, tenzij u beperkingen op sjabloongebruik heeft ingesteld voor bepaalde Contribute-rollen.
Een lege sjabloon maken Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Een geneste sjabloon maken Over geneste sjablonen Een geneste sjabloon maken Voorkomen dat een bewerkbaar gebied wordt doorgegeven aan een geneste sjabloon Over geneste sjablonen Naar boven Een geneste sjabloon is een sjabloon waarvan het ontwerp en de bewerkbare gebieden gebaseerd zijn op een andere sjabloon. Geneste sjablonen zijn handig om de inhoud te controleren bij pagina's van een site die veel ontwerpelementen gemeenschappelijk hebben, maar kunnen per pagina enigszins verschillen.
Als u een nieuw bewerkbaar gebied toevoegt aan een bewerkbaar gebied dat aan een geneste sjabloon is doorgegeven, dan wijzigt de markeerkleur van het bewerkbare gebied in oranje. De inhoud die u buiten het bewerkbare gebied toevoegt, zoals de afbeelding in de editableColumn kan niet meer bewerkt worden in documenten op basis van de geneste sjabloon.
Deze sjablooncode kunt u overal invoegen tussen de tags die rondom de bewerkbare regio staan.
Bewerkbare gebieden maken in sjablonen Een bewerkbaar gebied invoegen Bewerkbare gebieden selecteren Een bewerkbaar gebied verwijderen De naam van een bewerkbaar gebied wijzigen Een bewerkbaar gebied invoegen Naar boven Bewerkbare sjabloongebieden bepalen welke gebieden van een op een sjabloon gebaseerde pagina een gebruiker kan bewerken. Voordat u een bewerkbaar gebied invoegt, slaat u het document waarin u aan het werk bent, op als een sjabloon.
Als u een gebied van uw sjabloonbestand hebt aangeduid als bewerkbaar en als u dit opnieuw wilt vergrendelen (dat wil zeggen het nietbewerkbaar maken in documenten die op een sjabloon zijn gebaseerd), gebruikt u de opdracht Sjabloonopmaak verwijderen. 1. Klik op de tab in de linkerbovenhoek van het bewerkbare gebied om het selecteren. 2. Voer een van de volgende handelingen uit: Selecteer Wijzigen > Sjablonen > Sjabloonopmaak verwijderen.
Herhalingsgebieden maken in sjablonen Over herhalingsgebieden in een sjabloon Een herhalingsgebied in een sjabloon maken Een herhalingstabel invoegen Wisselende achtergrondkleuren in een herhalingstabel instellen Over herhalingsgebieden in een sjabloon Naar boven Een herhalingsgebied is een gedeelte van een sjabloon dat vele malen in een op een sjabloon gebaseerde pagina kan worden gedupliceerd.
Als u niet expliciet waarden voor celopvulling en celafstand toewijst, wordt de tabel in de meeste browsers weergegeven alsof de celopvulling was ingesteld op 1 en celafstand op 2. Als u wilt dat de tabel in een browser zonder opvulling of afstand wordt weergegeven, stelt u Celopvulling en Celafstand in op 0. Breedte Hiermee bepaalt u de tabelbreedte in pixels of als percentage van de breedte van het browservenster. Kader: Hiermee wordt de breedte van de tabelranden in pixels vastgelegd.
Bewerkbare tagkenmerken definiëren in sjablonen Bewerkbare tagkenmerken in een sjabloon opgeven Een bewerkbaar tagkenmerk niet-bewerkbaar maken Bewerkbare tagkenmerken in een sjabloon opgeven Naar boven U kunt de gebruiker van een sjabloon toestaan om opgegeven tagkenmerken te wijzigen in een document dat op basis van een sjabloon is gemaakt.
1. Klik in het sjabloondocument op het element dat aan het bewerkbare kenmerk is gekoppeld, of gebruik de tagkiezer om de tag te selecteren. 2. Selecteer Wijzigen > Sjablonen > Kenmerk bewerkbaar maken. 3. Selecteer in het pop-upmenu Kenmerken het desbetreffende kenmerk. 4. Schakel de optie Kenmerk bewerkbaar maken uit en klik op OK. 5. Werk op de sjabloon gebaseerde documenten bij.
Inhoud in een op een sjabloon gebaseerd document bewerken Over het bewerken van inhoud in op een sjabloon gebaseerde documenten Sjablooneigenschappen wijzigen De gegevens van een herhalingsgebied toevoegen, verwijderen en de volgorde ervan wijzigen Over het bewerken van inhoud in op een sjabloon gebaseerde documenten Naar boven Dreamweaver-sjablonen geven voor op een sjabloon gebaseerde documenten gebieden aan die zijn vergrendeld (niet-bewerkbaar), en andere die wel bewerkbaar zijn.
De gegevens van een herhalingsgebied toevoegen, verwijderen en de volgorde ervan wijzigen Gebruik besturingselementen van herhalingsgebieden om gegevens in op een sjabloon gebaseerde documenten toe te voegen, te verwijderen of de volgorde ervan te wijzigen. Als u de gegevens van een herhalingsgebied toevoegt, wordt er een kopie van het gehele herhalingsgebied toegevoegd.
Sjablonen bewerken, bijwerken en verwijderen Over het bewerken en bijwerken van sjablonen Een sjabloon openen voor bewerken Naam van een sjabloon wijzigen Verander een sjabloomomschrijving Op sjablonen gebaseerde documenten handmatig bijwerken Sjablonen bijwerken op een Contribute-site Een sjabloonbestand verwijderen Naar boven Over het bewerken en bijwerken van sjablonen Als u wijzigingen aanbrengt aan een sjabloon en deze opslaat, worden alle op de sjabloon gebaseerde documenten bijgewerkt.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u Control ingedrukt houdt (Macintosh), en selecteer vervolgens Sjablonen > Gekoppelde sjabloon openen. 3. Wijzig de inhoud van de sjabloon. Als u de pagina-eigenschappen van de sjabloon wilt wijzigen, selecteert u Wijzigen > Pagina-eigenschappen. (Op een sjabloon gebaseerde documenten nemen de pagina-eigenschappen van de sjabloon over.) 4. Sla de sjabloon op. Dreamweaver vraagt u om de op de sjabloon gebaseerde pagina's bij te werken. 5.
6. Klik op Sluiten. Naar boven Sjablonen bijwerken op een Contribute-site Gebruikers van Contribute kunnen geen wijzigingen aanbrengen aan een Dreamweaver-sjabloon. Ze kunnen Dreamweaver echter wel gebruiken om een sjabloon voor een Contribute-site te wijzigen.
Sjablooninhoud exporteren en importeren Over XML-inhoud van een sjabloon Bewerkbare gebieden van een document exporteren als XML XML-inhoud importeren Een site exporteren zonder sjabloonopmaakcodes Over XML-inhoud van een sjabloon Naar boven U kunt zich een op een sjabloon gebaseerd document voorstellen als een bestand met gegevens in de vorm van naam-waardeparen. Elk paar bestaat uit de naam van een bewerkbaar gebied en de inhoud van dat gebied.
behouden. 4. Als u wijzigingen aan eerder geëxporteerde bestanden wilt bijwerken, selecteert u Alleen gewijzigde bestanden extraheren en klikt u op OK.
Sjablonen en op een sjabloon gebaseerde documenten herkennen Sjablonen herkennen in de ontwerpweergave Sjablonen herkennen in de codeweergave Op een sjabloon gebaseerde documenten herkennen in de ontwerpweergave Op een sjabloon gebaseerde documenten herkennen in de codeweergave Sjablonen herkennen in de ontwerpweergave Naar boven In de ontwerpweergave worden bewerkbare gebieden weergegeven in het documentvenster met een rechthoekige omtrek in een vooraf ingestelde markeringskleur.
Opmerking: Als u sjablooncode bewerkt in de codeweergave, dient u ervoor te zorgen dat u geen van de aan de sjabloon gerelateerde tags voor de commentaar wijzigt, waarop Dreamweaver vertrouwt.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Voorkeuren voor het schrijven van sjablonen instellen De voorkeuren voor codekleuren wijzigen voor een sjabloon Voorkeuren voor de markering van sjabloongebieden instellen De voorkeuren voor codekleuren wijzigen voor een sjabloon Naar boven Voorkeuren voor codekleuren bepalen de tekst-, achtergrondkleur- en stijlkenmerken van de tekst, zoals wordt weergegeven in de codeweergave.
Meer Help-onderwerpen Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Sjabloonsyntaxis Algemene syntaxisregels Sjabloontags Objecttags Sjabloonsyntaxis controleren Algemene syntaxisregels Naar boven Dreamweaver gebruikt HTML-commentaartags om gebieden in sjablonen en op een sjabloon gebaseerde documenten aan te geven, zodat op een sjabloon gebaseerde documenten nog steeds geldige HTML-bestanden zijn. Als u een sjabloonobject invoegt, worden sjabloontags ingevoegd in de code.
Sjabloonsyntaxis controleren Naar boven Dreamweaver controleert de sjabloonsyntaxis wanneer u een sjabloon opslaat, maar u kunt de sjabloonsyntaxis ook handmatig controleren voordat u de sjabloon opslaat. Als u bijvoorbeeld een sjabloonparameter of een expressie in de codeweergave toevoegt, kunt u controleren of de code de juiste syntaxis volgt. 1. Open het te controleren document in het documentvenster. 2.
Optionele gebieden gebruiken in sjablonen Over optionele gebieden in een sjabloon Een optioneel gebied invoegen Waarden voor een optioneel gebied instellen Over optionele gebieden in een sjabloon Naar boven Een optioneel gebied is een gebied in een sjabloon dat door gebruikers kan worden ingesteld op weergeven of verbergen in een op een sjabloon gebaseerd document. Gebruik een optioneel gebied wanneer u de voorwaarden voor de weergave van inhoud in een document wilt instellen.
het pop-upmenu. 3. Geef een naam voor het optionele gebied op, klik op het tabblad Geavanceerd als u waarden voor het optionele gebied wilt instellen, en klik op OK. Waarden voor een optioneel gebied instellen Naar boven U kunt instellingen van het optionele gebied bewerken nadat u het gebied hebt ingevoegd in een sjabloon. Zo kunt u wijzigen of de standaardinstelling van de inhoud moet worden weergegeven of niet, een parameter koppelen aan een optioneel gebied of een sjabloonexpressie wijzigen.
Webtoepassingen en -formulieren PHP en Apache inschakelen in Leopard David Powers (1 januari 2011) zelfstudie Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Een testserver instellen Een testserver instellen Over de URL voor de testserver Als u dynamische pagina's wilt ontwikkelen, heeft Dreamweaver de services van een testserver nodig voor het genereren en weergeven van dynamische inhoud terwijl u werkt. De testserver kan uw lokale computer, een ontwikkelingsserver, een staging-server of een productieserver zijn.
http://www.mijnstartsite.com/magazijn/ Localhost Verwijst naar de thuismap in uw URL's als de client (meestal een browser, maar in dit geval Dreamweaver) wordt uitgevoerd op hetzelfde systeem als uw webserver. Stel dat Dreamweaver wordt uitgevoerd op hetzelfde Windows-systeem als de webserver, uw thuismap c:\sites\bedrijf is en dat u een virtuele map met de naam magazijn hebt gedefinieerd om te verwijzen naar de map die u wilt gebruiken voor het verwerken van dynamische pagina's.
Aangepast servergedrag toevoegen Over aangepast servergedrag Workflow voor aangepast servergedrag De opbouwfunctie voor servergedrag gebruiken Codeblokken maken Een codeblok plaatsen Codeblokken herhalen met de lusinstructie Een parameter voor het servergedrag aanvragen Servergedrag bewerken en wijzigen Codeerrichtlijnen Servergedrag testen Over aangepast servergedrag Naar boven Dreamweaver wordt geleverd met een reeks vormen van ingebouwd servergedrag, waarmee u eenvoudig dynamische mogelijkheden aan ee
4. (Optioneel) Als u een bestaand servergedrag wilt toevoegen om het gedrag dat u maakt, aan te vullen, kiest u de optie Bestaand servergedrag kopiëren en selecteert u vervolgens het servergedrag in het pop-upmenu Gedrag dat moet worden gekopieerd. Klik op OK. Het dialoogvenster Opbouwfunctie voor servergedrag wordt weergegeven. 5. Als u een nieuw codeblok wilt toevoegen, klikt u op de plusknop, voert u de naam van het codeblok in en klikt u op OK.
Codeblokken maken Naar boven De codeblokken die u in de opbouwfunctie voor servergedrag maakt, worden opgenomen in een servergedrag dat in het paneel Servergedrag wordt weergegeven. De code kan elke geldige runtimecode voor het opgegeven servermodel zijn. Als u bijvoorbeeld ColdFusion als het documenttype voor uw aangepast servergedrag selecteert, moet de code worden geschreven in geldige ColdFusion-code die op een ColdFusiontoepassingsserver wordt uitgevoerd.
geven de plaatsingsopties in het pop-upmenu Relatieve positie keuzen weer die relevant zijn voor dat deel van de pagina.
daartussen, zoals volgt: Voeg het stukje codeblok van de openingstag vóór de openingstag van de selectie in en voeg het stukje codeblok van de afsluitende tag na de afsluitende tag van de selectie in.
conn = "connection1" paramName = ["@CategoryId", "@Year", "@ISBN"] value = ["#Form.CategoryId#", "#Form.Year#", "#Form.ISBN#"] type = ["CF_SQL_INTEGER", "CF_SQL_INTEGER", "CF_SQL_VARCHAR"] voegt het servergedrag de volgende runtimecode op de pagina in: PAGE 578
U kunt ook de tekenreeks markeren en op de knop Parameter in codeblok invoegen klikken. Typ een naam voor de parameter en klik op OK. In Dreamweaver wordt elke instantie van de gemarkeerde tekenreeks vervangen door de opgegeven parameternaam tussen parametermarkeringen. Dreamweaver gebruikt de tekenreeksen die u tussen parametermarkeringen hebt ingesloten, om de besturingselementen van een tag te voorzien in het dialoogvenster dat wordt gegenereerd (zie de volgende procedure).
ingevoegd. 4. Als de gewijzigde code geen door de ontwerper opgegeven parameters bevat, klikt u op OK. Dreamweaver genereert het servergedrag opnieuw zonder een dialoogvenster. Het nieuwe servergedrag verschijnt in het pop-upmenu Plus (+) van het paneel Servergedrag. 5. Als de gewijzigde code door de ontwerper opgegeven parameters bevat, klikt u op Volgende. In Dreamweaver wordt u gevraagd of u een nieuw dialoogvenster wilt maken dat het oude overschrijft. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Dynamische inhoud toevoegen aan pagina's Over het toevoegen van dynamische inhoud Dynamische tekst Tekst dynamisch maken Afbeeldingen dynamisch maken HTML-kenmerken dynamisch maken ActiveX-, Flash- en andere objectparameters dynamisch maken Over het toevoegen van dynamische inhoud Naar boven Wanneer u een of meer bronnen van dynamische inhoud hebt gedefinieerd, kunt u deze bronnen gebruiken om dynamische inhoud aan de pagina toe te voegen.
Tijdelijke aanduidingen voor dynamische tekst weergeven 1. Kies Bewerken > Voorkeuren > Onzichtbare elementen (Windows) of Dreamweaver > Voorkeuren > Onzichtbare elementen (Macintosh). 2. Selecteer { } in het pop-upmenu Dynamische tekst weergeven als en klik op OK. Afbeeldingen dynamisch maken Naar boven U kunt afbeeldingen op uw pagina dynamisch maken. Stel bijvoorbeeld dat u een pagina ontwerpt om artikelen weer te geven die op een liefdadigheidsveiling worden verkocht.
Als het kenmerk dat u wilt koppelen, niet in de lijstweergave wordt vermeld, klikt u op de plusknop (+) en voert u de naam van het kenmerk in of klikt u op de kleine pijlknop en selecteert u het kenmerk in het pop-upmenu. 3. Als u de waarde van het kenmerk dynamisch wilt maken, klikt u op het kenmerk. Klik daarna op het pictogram met de bliksemflits of het mappictogram aan het einde van de rij van het kenmerk.
ColdFusion-formulieren maken Informatie over ColdFusion-formulieren ColdFusion-verbeteringen inschakelen ColdFusion-formulieren maken ColdFusion-formulierbesturingselementen invoegen ColdFusion-tekstvelden invoegen Verborgen ColdFusion-velden invoegen ColdFusion-tekstgebieden invoegen ColdFusion-knoppen invoegen ColdFusion-selectievakjes invoegen ColdFusion-keuzerondjes invoegen ColdFusion-selecties invoegen ColdFusion-afbeeldingsvelden invoegen ColdFusion-bestandsvelden invoegen ColdFusion-datumvelden invo
omtrek. Als u deze omtrek niet ziet, controleert u of Weergave > Visuele hulpmiddelen > Onzichtbare elementen is geselecteerd. 3. Terwijl het formulier nog steeds is geselecteerd, gaat u naar de eigenschappencontrole om een of meer van de volgende formuliereigenschappen in te stellen. CFForm Hier geeft u het formulier een naam. Actie Hier geeft u de naam op van de ColdFusion-pagina die u wilt laten verwerken wanneer het formulier wordt ingediend.
Denk eraan dat u de ColdFusion-formuliervelden een beschrijvende tekstlabel geeft zodat gebruikers weten wat ze moeten invullen. Maak bijvoorbeeld een label 'Voer uw naam in' als u de naam van de gebruiker wilt vragen. ColdFusion-formulierbesturingselementen invoegen Naar boven Gebruik het paneel Invoegen of het menu Invoegen om snel ColdFusion-formulierbesturingselementen in een ColdFusion-formulier in te voegen. Maak een leeg ColdFusion-formulier voordat u er besturingselementen aan toevoegt.
Vereiste Hier kunt u opgeven of het tekstveld gegevens moet bevatten voordat het formulier bij de server wordt ingediend. Tageditor weergeven Met de tageditor kunt u eigenschappen bewerken die niet in de eigenschappencontrole worden weergegeven. Verborgen ColdFusion-velden invoegen Naar boven U kunt visueel een verborgen ColdFusion-veld in een formulier invoegen en de eigenschappen ervan instellen. Gebruik verborgen velden om informatie op te slaan en in te dienen die de gebruiker niet invoert.
Stijl Hier geeft u een stijl voor het besturingselement op. Raadpleeg de ColdFusion-documentatie voor meer informatie. Hoogte Hier kunt u de hoogte van het besturingselement in pixels opgeven. Deze eigenschap wordt in runtime door de ColdFusion-server genegeerd. Breedte Hier kunt u de breedte van het besturingselement in pixels opgeven. Deze eigenschap wordt in runtime door de ColdFusion-server genegeerd.
4. Als u het selectievakje van een label wilt voorzien, klikt u naast het selectievakje op de pagina en voert u tekst voor de label in. ColdFusion-keuzerondjes invoegen Naar boven U kunt visueel een ColdFusion-keuzerondje in een formulier invoegen en de eigenschappen ervan instellen. Gebruik keuzerondjes wanneer gebruikers maar één optie in een reeks opties mogen kiezen. Keuzerondjes behoren meestal tot een groep. Alle keuzerondjes in een groep moeten dezelfde naam hebben.
In eerste instantie geselecteerd Hier kunt u instellen welke optie standaard is geselecteerd. Als u de optie Meerdere lijstselecties toestaan hebt geselecteerd, mag u meer dan één optie selecteren. Recordset Hier kunt u de naam opgeven van de ColdFusion-query die u wilt gebruiken om de lijst of het menu te vullen. Kolom weergeven Hier kunt u de recordsetkolom opgeven die elk lijstelement van een weergavelabel voorziet. Wordt gebruikt met de eigenschap Recordset.
gebruikers de mogelijkheid om een bestand op hun computer te selecteren, bijvoorbeeld een tekstverwerkingsdocument of een afbeeldingsbestand, om dat naar de server te laden. Een ColdFusion-bestandsveld ziet er net zo uit als andere tekstvelden, maar heeft eveneens een knop Bladeren. Gebruikers kunnen handmatig het pad invoeren naar het bestand dat ze willen laden of ze kunnen op de knop Bladeren klikken om het bestand te zoeken en te selecteren.
Als u een dynamische waarde wilt opgeven, klikt u op het pictogram van de bliksemflits naast het vak Waarde en selecteert u een recordsetkolom in het dialoogvenster Dynamische gegevens. De recordsetkolom levert een waarde aan het datumveld wanneer u het formulier in een browser weergeeft. Valideren Hier geeft u het type validatie op voor het veld. Valideren bij Hiermee geeft u aan wanneer het veld wordt gevalideerd: onSubmit, onBlur of onServer. Label Hier geeft u een label voor het veld op.
Recordverwijderpagina's maken Over recordverwijderpagina's De te verwijderen record zoeken Koppelingen maken naar een verwijderpagina De verwijderpagina samenstellen Instructies toevoegen om de record te verwijderen Over recordverwijderpagina's Naar boven Uw toepassing kan een set pagina's bevatten waarmee gebruikers bestaande records in een databasetabel kunnen verwijderen. De pagina's bestaan gewoonlijk uit een zoekpagina, een resultatenpagina en een verwijderpagina.
recordset dat elke record op unieke wijze identificeert. In de meeste gevallen bestaat het veld uit een record-id-nummer. In het volgende voorbeeld bestaat het veld uit unieke locatiecodes: confirmDelete.cfm?recordID=#rsLocations.CODE# Wanneer de pagina wordt uitgevoerd, worden de waarden van het veld CODE van de recordset ingevoegd in de corresponderende rijen van de dynamische tabel.
U kunt ook een afbeelding met een woord of symbool invoegen om te verwijderen. 4. Selecteer de tekenreeks Delete om er een koppeling op toe te passen. 5. Klik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de plusknop (+) en kies Naar detailpagina in het pop-upmenu. 6. Klik in het vak Detailpagina op Bladeren en zoek de verwijderpagina. 7. Geef in het vak URL-parameter doorgeven de naam van de parameter op, bijvoorbeeld recordID.
resultatenpagina is doorgegeven: Selecteer in het eerste pop-upmenu in het gebied Filter de kolom in de recordset met waarden die overeenkomen met de waarde van de URL-parameter die door de pagina met de koppelingen Verwijderen is doorgegeven. Als de URL-parameter bijvoorbeeld een record-idnummer bevat, selecteert u de kolom die record-id-nummers bevat.
De kolom met de record-id is geselecteerd. 5. Klik op OK en sla de pagina op. Verwijderpagina is voltooid. Instructies toevoegen om de record te verwijderen Naar boven Wanneer de geselecteerde record op de verwijderpagina is weergegeven, moet u instructies aan de pagina toevoegen om de record uit de database te verwijderen wanneer de gebruiker op de knop Verwijdering bevestigen klikt. U kunt deze instructies snel en eenvoudig toevoegen met het servergedrag Record verwijderen.
Het servergedrag Record verwijderen zoekt in deze kolom naar een overeenkomst. De kolom moet dezelfde record-id-gegevens bevatten als de recordsetkolom die u hebt gekoppeld aan het verborgen formulierveld op de pagina. Als de record-id numeriek is, selecteert u de optie Numeriek. 7. (PHP) Selecteer in het menu 'Waarde primaire sleutel' de variabele op de pagina die de record-id bevat die de te verwijderen record identificeert. De variabele wordt gemaakt door het verborgen formulierveld.
Een aanmeldingspagina samenstellen Over aanmeldingspagina's Een databasetabel met geregistreerde gebruikers maken Een HTML-formulier toevoegen waarop gebruikers zich kunnen aanmelden Gebruikersnaam en wachtwoord controleren Over aanmeldingspagina's Naar boven Uw webtoepassing kan een pagina bevatten waarop geregistreerde gebruikers zich kunnen aanmelden bij de site.
U moet een servergedrag Gebruiker aanmelden aan de aanmeldingspagina toevoegen om te controleren of de gebruikersnaam en het wachtwoord die de gebruiker heeft ingevoerd, geldig zijn. Wanneer een gebruiker op de knop Verzenden van de aanmeldingspagina klikt, vergelijkt het servergedrag Gebruiker aanmelden de waarden die de gebruiker heeft ingevoerd met de waarden van geregistreerde gebruikers. Als de waarden overeenkomen, opent het servergedrag één pagina (gewoonlijk het welkomstscherm van de site).
Een pagina maken waartoe alleen geautoriseerde gebruikers toegang hebben Over beveiligde pagina's Niet-gemachtigde gebruikers omleiden Toegangsrechten opslaan in de gebruikersdatabase Gebruikers afmelden Over beveiligde pagina's Naar boven Uw webtoepassing kan een beveiligde pagina bevatten waartoe alleen geautoriseerde gebruikers toegang hebben.
opgeslagen. Als bijvoorbeeld de machtigingenkolom in uw database de waarde "Administrator" bevat, voert u in het vak Naam Administrator en niet Admin in. 5. Als u meer machtigingsniveaus voor een pagina wilt instellen, houdt u Control (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt terwijl u op de niveaus in de lijst klikt. U kunt bijvoorbeeld opgeven dat iedere gebruiker met de toegangsrechten van een gast, lid of beheerder de pagina kan bekijken. 6.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Een pagina voor het invoegen van records maken Over het samenstellen van recordinvoegpagina's Een invoegpagina bloksgewijs samenstellen De invoegpagina samenstellen in één bewerking Over het samenstellen van recordinvoegpagina's Naar boven Uw toepassing kan een pagina bevatten waarmee gebruikers nieuwe records in een database kunnen invoegen.
Het gegevenstype is het soort gegevens dat de kolom in de databasetabel verwacht (tekst, numeriek, Booleaanse opties). Herhaal de procedure voor elk formulierobject in het formulier. 7. Voer in het vak 'Na invoegen, ga naar' de pagina in die u wilt openen nadat de record in de tabel is ingevoegd, of klik op de knop Bladeren om het bestand te zoeken. 8. Klik op OK.
genereert voor elke nieuwe record, verwijdert u het formulierobject dat correspondeert met de sleutelkolom door het object in de lijst te selecteren en op de minknop (-) te klikken. Hiermee sluit u het risico uit dat de gebruiker van het formulier een bestaande id-waarde invoert. U kunt de volgorde van de formulierobjecten in het HTML-formulier wijzigen. Daartoe selecteert u het formulierobject in de lijst en klikt u op de pijl-omhoog of de pijl-omlaag, rechts in het dialoogvenster. 7.
Een registratiepagina samenstellen Over registratiepagina's Aanmeldingsgegevens van gebruikers opslaan Een HTML-formulier toevoegen om een gebruikersnaam en wachtwoord te selecteren De databasetabel met gebruikers bijwerken Een servergedrag toevoegen om te controleren of de gebruikersnaam uniek is Over registratiepagina's Naar boven Uw webtoepassing kan een pagina bevatten waarop gebruikers zich eerst moeten registreren wanneer ze uw website de eerste keer bezoeken.
5. Voeg een knop Verzenden aan het formulier toe (Invoegen > Formulier > Knop). U kunt de label van de knop Verzenden veranderen door de knop te selecteren, de eigenschappencontrole te openen (Venster > Eigenschappen) en een nieuwe waarde in te voeren in het vak Waarde. In de volgende stap voor het maken van een registratiepagina voegt u het servergedrag Record invoegen in om records in de gebruikerstabel in de database in te voegen.
Pagina's samenstellen met geavanceerde gegevensmanipuleringsobjecten (ColdFusion, ASP) Over ASP-opdrachtobjecten ASP-opdrachten gebruiken om een database te wijzigen Over opgeslagen procedures Een opgeslagen procedure toevoegen (ColdFusion) Een opgeslagen procedure uitvoeren (ASP) Over ASP-opdrachtobjecten Naar boven Een ASP-opdrachtobject is een serverobject dat een bepaalde bewerking uitvoert in een database.
Gebruik het paneel Databases in Dreamweaver om de waarde voor Grootte te verkrijgen. Zoek de database in het paneel Databases en vouw het item uit. Zoek vervolgens de tabel waarmee u werkt en vouw ook deze uit. In de tabel worden de grootten van de velden vermeld. U vindt hier bijvoorbeeld ADDRESS (WChar 50). In dit voorbeeld is 50 de grootte. U kunt de grootte ook in uw databasetoepassing vinden. Opmerking: De gegevenstypen Numeriek, Boolean en Datum/tijd hebben altijd de grootte -1.
van de database zelf wijzigen. U kunt een opgeslagen procedure bijvoorbeeld gebruiken om een tabelkolom toe te voegen, of zelfs om een tabel te verwijderen. Een opgeslagen procedure kan ook een andere opgeslagen procedure aanroepen, en invoerparameters accepteren of in de vorm van uitvoerparameters meerdere waarden aan de aanroepende procedure retourneren.
Een opgeslagen procedure uitvoeren (ASP) Met ASP-pagina's moet u een opdrachtobject aan een pagina toevoegen om een opgeslagen procedure te kunnen uitvoeren. Zie Over ASPopdrachtobjecten voor meer informatie over opdrachtobjecten. 1. Open de pagina die de opgeslagen procedure zal uitvoeren, in Dreamweaver. 2. Klik in het paneel Bindingen (Venster > Bindingen) op de plusknop (+) en selecteer Opdracht (opgeslagen procedure). Het dialoogvenster Opdracht wordt geopend. 3.
Zoekpagina's en resultatenpagina's maken Over zoekpagina's en resultatenpagina's De zoekpagina samenstellen Een basisresultatenpagina samenstellen Een geavanceerde resultatenpagina samenstellen De zoekresultaten weergeven Een detailpagina maken voor een resultatenpagina Een koppeling maken om een gerelateerde pagina te openen (ASP) Over zoekpagina's en resultatenpagina's Naar boven Met Dreamweaver kunt u een reeks pagina's maken waarmee gebruikers uw databases kunnen doorzoeken en de zoekresultaten kunne
Eigenschappen) en een nieuwe waarde in te voeren in het vak Waarde. Vervolgens geeft u aan waar het formulier de zoekparameters naartoe moet sturen wanneer de gebruiker op de knop Verzenden klikt. 5. Selecteer het formulier door de tag
Laat het dialoogvenster Recordset nog even geopend. Hierin gaat u zo dadelijk de parameters ophalen die de zoekpagina heeft verzonden, en een recordsetfilter maken om de records uit te sluiten die niet aan de parameters voldoen. Het recordsetfilter maken 1. Selecteer in het eerste pop-upmenu in het gebied Filter een kolom in de databasetabel waarin u naar een overeenkomst wilt zoeken. Als de zoekpagina als waarde bijvoorbeeld een plaatsnaam heeft verzonden, selecteert u de tabelkolom die plaatsnamen bevat.
naam van de variabelen in, de standaardwaarde (de waarde die de variabele krijgt als geen runtime-waarde wordt geretourneerd) en een runtime-waarde (gewoonlijk een serverobject dat een waarde bevat die door een browser wordt verzonden, bijvoorbeeld een requestvariabele).
4. Klik op OK. Wanneer op de nieuwe koppeling wordt geklikt, geeft de pagina de parameters met een queryreeks aan de aanverwante pagina door.
Dynamische inhoud wijzigen Over dynamische inhoud Dynamische inhoud bewerken Dynamische inhoud verwijderen Dynamische inhoud testen Gebruikers van Adobe Contribute dynamische inhoud laten bewerken Recordsets wijzigen met de eigenschappencontrole Over dynamische inhoud Naar boven U kunt de dynamische inhoud op een pagina wijzigen door het servergedrag te wijzigen dat de inhoud verschaft. U kunt bijvoorbeeld het servergedrag van een resordset bewerken om meer records op de pagina weer te geven.
Wanneer een gebruiker van Contribute een pagina bewerkt die dynamische inhoud of onzichtbare elementen (zoals scripts en commentaren) bevat, worden de dynamische inhoud en onzichtbare elementen in Contribute als gele markeringen weergegeven. Standaard kunnen Contributegebruikers deze markeringen niet selecteren of verwijderen.
Webformulieren maken Internetformulieren Formulierobjecten Een HTML-formulier maken Over dynamische formulierobjecten Een dynamisch HTML-formuliermenu invoegen of wijzigen Bestaande HTML-formuliermenu's dynamisch maken Dynamische inhoud weergeven in HTML-tekstvelden Opties in het dialoogvenster Dynamisch tekstveld instellen Een HTML-selectievakje dynamisch vooraf selecteren Een HTML-keuzerondje dynamisch vooraf inschakelen HTML-formuliergegevens valideren JavaScript-gedrag aan HTML-formulierobjecten koppele
worden opnieuw gebruikt wanneer de gebruiker de site nogmaals bezoekt. Knoppen Voeren acties uit wanneer erop wordt geklikt. U kunt een aangepaste naam of label voor een knop toevoegen, of een van de vooraf gedefinieerde tags 'Verzenden' of 'Beginwaarden' gebruiken. Gebruik een knop om formuliergegevens naar de server te verzenden of de beginwaarden van het formulier te herstellen. U kunt ook andere verwerkingstaken toekennen die u in een script definieert.
het formulier geen naam geeft, genereert Dreamweaver een naam op basis van de syntaxis formn, waarbij de waarde van n wordt verhoogd voor elk formulier dat aan de pagina wordt toegevoegd. c. Geef in het vak Actie de pagina of het script op dat de formuliergegevens verwerkt. Daartoe typt u het pad of klikt u op het mappictogram om naar de desbetreffende pagina of het juiste script te navigeren. Voorbeeld: processorder.php. d.
wat ze moeten invoeren, bijvoorbeeld “Typ uw naam” als u de naam wilt verkrijgen. Gebruik tabellen om formulierobjecten en veldlabels te structureren. Wanneer u tabellen in formulieren gebruikt, moet u ervoor zorgen dat alle table-tags zijn opgenomen tussen form-tags. Zie www.adobe.com/go/vid0160_nl voor een zelfstudie over formulieren maken. Ga naar www.adobe.com/go/vid0161_nl voor een zelfstudie over stijlformulieren met CSS.
databaserecord en wordt het keuzerondje ingeschakeld als de waarde overeenkomt met een door u opgegeven waarde. Klasse Hiermee worden CSS-regels op het object toegepast. Menuopties Lijst/Menu Hiermee geeft u het menu een naam. De naam moet uniek zijn. Type Hiermee geeft u aan of het menu wordt geopend wanneer erop wordt geklikt (optie Menu), of als een lijst met items wordt weergegeven (optie Lijst).
3. Selecteer de afbeelding voor de knop in het dialoogvenster Afbeeldingsbron selecteren en klik op OK. 4. Stel in de eigenschappencontrole een van de volgende opties in: Afbeeldingsveld Hiermee geeft u de knop een naam. Met de twee gereserveerde namen, Verzenden en Beginwaarden, kunt u respectievelijk opgeven dat de formuliergegevens moeten worden verzonden naar de toepassing of het script dat de gegevens verwerkt, of dat alle formuliervelden moeten worden teruggezet op hun beginwaarden.
Voer een statische waarde in of geef een dynamische waarde op door op het pictogram met de bliksemflits naast het vak te klikken en een recordset te selecteren die mogelijke geselecteerde waarden bevat. In beide gevallen moet de waarde die u opgeeft, overeenkomen met de geselecteerde waarde van een van de selectievakjes in de groep.
Dynamische inhoud weergeven in HTML-tekstvelden Naar boven U kunt dynamische inhoud in HTML-tekstvelden weergeven wanneer het formulier in een browser wordt weergegeven. Voordat u begint, moet u het HTML-formulier maken op een ColdFusion-, PHP, - of ASP-pagina, en moet u een recordset of andere bron van dynamische inhoud voor het tekstveld definiëren. 1. Selecteer het tekstveld in het HTML-formulier op de pagina. 2.
eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen). 4. Klik op OK. Opties in het dialoogvenster Dynamische groep keuzerondjes instellen (ColdFusion) 1. Selecteer een groep keuzerondjes en een formulier in het pop-upmenu Groep keuzerondjes. 2. Klik op het pictogram met de bliksemflits naast het vak Selecteer waarde gelijk aan. 3. Vul het dialoogvenster Dynamische gegevens in en klik op OK. a. Selecteer een gegevensbron in de lijst met gegevensbronnen. b. (Optioneel) Selecteer een gegevensopmaak voor de tekst.
Toegankelijke HTML-formulieren maken Naar boven Wanneer u een HTML-formulierobject invoegt, kunt u het formulierobject toegankelijk maken en de toegankelijkheidskenmerken later wijzigen. Een toegankelijk formulierobject toevoegen 1. Wanneer u de eerste keer toegankelijke formulierobjecten toevoegt, activeert u het dialoogvenster Toegankelijkheid voor formulierobjecten (zie De werkruimte optimaliseren voor visuele ontwikkeling). Deze stap hoeft u maar één keer uit te voeren. 2.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Databaseverbindingen voor ASP-ontwikkelaars ASP-databaseverbindingen OLE DB-verbindingen Verbindingstekenreeksen Een verbinding maken met een lokale DSN Een verbinding maken met een DSN op afstand Een verbinding maken met een verbindingstekenreeks Een databaseverbinding bewerken of verwijderen Naar boven ASP-databaseverbindingen Een ASP-toepassing moet worden verbonden met een database via een ODBC-stuurprogramma (Open Database Connectivity) of een OLE DBprovider (Object Linking and Embedding).
www.oracle.com/technology/software/tech/windows/ole_db/index.html (registratie verplicht). Maak in Dreamweaver een OLE DB-verbinding door een Provider-parameter op te nemen in een verbindingstekenreeks. Hier ziet u bijvoorbeeld een aantal parameters voor algemene OLE DB-providers voor respectievelijk Access-, SQL Server- en Oracle-databases: Provider=Microsoft.Jet.OLEDB.4.0;... Provider=SQLOLEDB;... Provider=OraOLEDB;...
U kunt een lokaal gedefinieerde DSN gebruiken om een databaseverbinding te maken in Dreamweaver. 1. Definieer een DSN op de Windows-computer waarop Dreamweaver draait. Zie de volgende artikelen op de Microsoft-website voor instructies: Voor een computer met Windows 2000, zie Microsoft Knowledge Base, artikel 300596 op http://support.microsoft.com/default.aspx? scid=kb;nl-nl;300596 Voor een computer met Windows XP, zie Microsoft Knowledge Base, artikel 305599 op http://support.microsoft.com/default.
1. Open een ASP-pagina in Dreamweaver en open vervolgens het deelvenster Databases (Venster > Databases). 2. Klik op de plusknop (+) in het paneel, selecteer Aangepaste verbindingstekenreeks in het menu, vul de opties in en klik op OK. 3. Voer een naam in voor de nieuwe verbinding, zonder spaties of speciale tekens. 4. Voer een verbindingstekenreeks in voor de database.
<%Response.Write(stringvariable)%> 3. Gebruik de methode MapPath om een waarde te verkrijgen voor het argument stringvariable. Hieronder ziet u een voorbeeld: <% Response.Write(Server.MapPath("/jsmith/index.htm")) %> 4. Schakel over naar Live View (Weergave > Live View) om de pagina te bekijken. Op de pagina wordt het fysieke pad weergegeven van het bestand op de toepassingsserver, bijvoorbeeld: c:\Inetpub\wwwroot\accounts\users\jsmith\index.
Wanneer u een databaseverbinding maakt, wordt de verbindingsinformatie door Dreamweaver opgeslagen in een opnamebestand in de submap Connections in de lokale hoofdmap van de site. U kunt de verbindingsinformatie in het bestand ofwel met de hand ofwel als volgt bewerken of verwijderen. Een verbinding bewerken 1. Open een ASP-pagina in Dreamweaver en open vervolgens het deelvenster Databases (Venster > Databases). 2.
Databaseverbindingen voor ColdFusion-ontwikkelaars Verbinding maken met een ColdFusion-database Een ColdFusion-gegevensbron maken of aanpassen Verbinden met de database in Dreamweaver Verbinding maken met een ColdFusion-database Naar boven Wanneer u een ColdFusion webtoepassing ontwikkelt in Dreamweaver, maakt u verbinding met een database door een ColdFusion-gegevensbron te selecteren die is gedefinieerd in Dreamweaver of in ColdFusion Administrator, de beheersconsole van de server.
op de computer op, waarop ColdFusion draait.
Databaseverbindingen voor PHP-ontwikkelaars PHP-databaseverbindingen Verbinding maken met een database Een databaseverbinding bewerken of verwijderen PHP-databaseverbindingen Naar boven Voor het ontwikkelen in PHP ondersteunt Dreamweaver alleen het MySQL-databasesysteem. Andere databasesystemen zoals Microsoft Access of Oracle worden niet ondersteund. MySQL is openbronsoftware die u gratis kunt downloaden van het internet voor niet-commercieel gebruik.
Een verbinding verwijderen 1. Open een PHP-pagina in Dreamweaver en open vervolgens het deelvenster Databases (Venster > Databases). 2. Klik met de rechtermuisknop op de verbinding (Windows) of houd de Command-toets ingedrukt en klik op de verbinding (Macintosh), en selecteer vervolgens Verbinding verwijderen in het menu. 3. Bevestig in het dialoogvenster dat verschijnt, dat u de verbinding wilt verwijderen. Opmerking: U kunt voorkomen dat er fouten optreden na het verwijderen van een verbinding.
Bronnen met dynamische inhoud definiëren Een recordset definiëren zonder SQL te schrijven Een geavanceerde recordset definiëren door SQL te schrijven SQL-query's maken met de structuur Database-items URL-parameters definiëren Formulierparameters definiëren Sessievariabelen definiëren Toepassingsvariabelen definiëren voor ASP en ColdFusion Een variabele als gegevensbron voor een ColdFusion-recordset gebruiken Servervariabelen definiëren Inhoudsbronnen opslaan in de cache Inhoudsbronnen wijzigen of verwijdere
Als de opgegeven waarde in de record voldoet aan de filtervoorwaarde, wordt de record in de recordset opgenomen. 6. (Optioneel) Als u de records wilt sorteren, selecteert u de kolom waarop u wilt sorteren, en geeft u op of u de records in oplopende volgorde (1, 2, 3... of A, B, C...) of in aflopende volgorde wilt sorteren. 7. Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de gegevensbron te maken, en klik op OK om de gegevensbron te sluiten.
Het dialoogvenster Geavanceerde recordset wordt geopend. Als u een ColdFusion-site ontwikkelt, ziet het dialoogvenster Recordset er iets anders uit. (Als het dialoogvenster Eenvoudige recordset wordt geopend, klikt u op de knop Geavanceerd om naar het dialoogvenster Geavanceerde recordset te schakelen.) 4. Vul het dialoogvenster Geavanceerde recordset in. Raadpleeg de onderstaande onderwerpen voor instructies. 5.
PHP $_POST['formFieldName'] 5. Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de recordset te maken. Als de SQL-instructie variabelen bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het vak Variabelen geldige testwaarden bevat voordat u op Testen klikt. Als de instructie is geslaagd, wordt een tabel met de gegevens in de recordset weergegeven. Elke rij bevat een record en elke kolom stelt een veld in die record voor. Klik op OK om de recordset te wissen. 6.
FormFieldName 0001 De runtimewaarde is gewoonlijk een URL of formulierparameter die een gebruiker in een HTML-formulierveld invoert. 6. Klik op Testen om de database te verbinden en een instantie van de recordset te maken. Als de SQL-instructie runtimeverwijzingen bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het veld Paginaparameters geldige testwaarden bevat voordat u op Testen klikt. Als de instructie is geslaagd, wordt een tabel met de gegevens in de recordset weergegeven.
Selecteer emplName en klik op de knop SELECT. Selecteer emplJob en klik op de knop WHERE. Selecteer emplName en klik op de knop ORDER BY. 3. Plaats de invoegpositie achter WHERE emplJob in het SQL-tekstgebied en typ ='varJob' (inclusief het 'is gelijk'-teken). 4. Definieer de variabele 'varJob' door op de plusknop (+) in het gebied Variabelen te klikken en de volgende waarden in de kolommen Naam, Standaardwaarde en Runtime waarde in te voeren: varJob, CLERK, Request("job"). 5.
Sessievariabelen definiëren Naar boven Met sessievariabelen kunt u informatie opslaan en weergeven die gedurende het bezoek van een gebruiker (een gebruikerssessie) wordt vastgehouden. De server maakt voor elke gebruiker een afzonderlijk sessieobject en onderhoudt dat gedurende een ingestelde periode of tot het object expliciet wordt beëindigd. Voordat u sessievariabelen voor een pagina definieert, moet u ze in de broncode maken.
in de tag cfquery gebruiken. Dreamweaver beschikt over een visuele methode om een dergelijke variabele in uw recordsets op te geven. 1. Zorg ervoor dat een ColdFusion-pagina in het documentvenster actief is. 2. Klik in het paneel Bindingen op de plusknop (+) en kies Variabele voor naam gegevensbron in het pop-upmenu. Het dialoogvenster Variabele voor naam gegevensbron wordt geopend. 3. Definieer een variabele en klik op OK. 4.
3. Selecteer in het dialoogvenster Request-variabele een van de volgende request-collecties in het pop-upmenu Type: De QueryString-collectie Haalt informatie op die is toegevoegd aan de URL van de verzendende pagina, bijvoorbeeld wanneer de pagina een HTML-formulier heeft met de GET-methode. De queryreeks bestaat uit een of meer naam-/waardeparen (bijvoorbeeld last=Smith, first=Winston) die met een vraagteken achter de URL zijn geplaatst (?).
Client.TimeCreated Registreert het tijdstempel waarop CFID en CFTOKEN het eerst voor een bepaalde client zijn gemaakt. Een ColdFusion-cookievariabele definiëren Cookievariabelen worden in de code gemaakt en hebben toegang tot informatie in cookies die door een browser aan de server worden doorgegeven. De gedefinieerde cookievariabele wordt in het paneel Bindingen weergegeven. Voer in het dialoogvenster Cookievariabele de naam van de cookievariabele in en klik op OK.
CONTENT_TYPE Voor query's waaraan informatie is gekoppeld (zoals HTTP POST en PUT), is dit het inhoudstype van de gegevens. CONTENT_LENGTH De lengte van de inhoud zoals de client die heeft gegeven. De volgende tabel bevat een overzicht van de meest voorkomende CGI-variabelen die door de browser zijn gemaakt en aan de server zijn doorgegeven: Variabele Beschrijving HTTP_REFERER Het document dat de verwijzing bevat.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Dynamische pagina's ontwerpen Dreamweaver en het ontwerpen van dynamische pagina's Dreamweaver en het ontwerpen van dynamische pagina's Naar boven Voer de volgende algemene stappen uit om een dynamische website te ontwerpen en te maken. 1. Ontwerp de pagina. Een belangrijke stap tijdens het ontwerpen van elke website, of het nu gaat om een statische of dynamische website, is het visuele ontwerp van de pagina.
bevatten, en u geeft op hoeveel records u in elke paginaweergave wilt weergeven. Maak of voeg een dynamische tabel op een pagina in en koppel de tabel aan een recordset. Later kunt u zowel de weergave als het herhalingsgebied van de tabel wijzigen met respectievelijk de eigenschappencontrole en het servergedrag van het herhalingsgebied. Voeg een dynamisch tekstobject op een pagina in.
Databaserecords weergeven Over databaserecords Servergedrag en opmaakelementen Typografische elementen en pagina-indelingselementen toepassen op dynamische gegevens Navigeren door de resultaten van databaserecordsets Een navigatiebalk voor een recordset maken Aangepaste navigatiebalken voor recordsets Taken voor het ontwerpen van de navigatiebalk Gebieden weergeven en verbergen op basis van recordsetresultaten Meerdere recordsetresultaten weergeven Een dynamische tabel maken Recordtellers maken Vooraf gedef
Met recordsetnavigatiekoppelingen kunnen gebruikers van de ene record naar de volgende, of van de ene set records naar de volgende gaan. Als u een pagina bijvoorbeeld hebt ontworpen om vijf records tegelijk weer te geven, kunt u de koppelingen Volgende of Vorige toevoegen waarmee gebruikers de volgende of vorige vijf records kunnen weergeven. U kunt vier typen navigatiekoppelingen maken om door een recordset te navigeren: Eerste, Vorige, Volgende en Laatste.
De koppelingen in de ontwerpweergave op de pagina plaatsen; Afzonderlijk servergedrag aan elke navigatiekoppeling toewijzen; In deze sectie wordt beschreven hoe u afzonderlijk servergedrag aan de navigatiekoppelingen kunt toekennen. Servergedrag maken en aan een navigatiekoppeling toekennen. 1. Selecteer in de ontwerpweergave de tekenreeks of afbeelding op de pagina die u als recordnavigatiekoppeling wilt gebruiken. 2. Open het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) en klik op de plusknop (+). 3.
Weergeven indien laatste pagina Weergeven indien niet laatste pagina 1. Selecteer in de ontwerpweergave het gebied op de pagina dat u wilt weergeven of verbergen. 2. Klik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de plusknop (+). 3. Selecteer Gebied weergeven in het pop-upmenu, selecteer een van de vormen van servergedrag en klik op OK.
Als u een tabel wilt maken zoals de tabel uit het vorige voorbeeld, moet u een tabel maken die dynamische inhoud bevat, en het servergedrag Herhalingsgebied toepassen op de tabelrij die de dynamische inhoud bevat. Wanneer de pagina door de toepassingsserver wordt bewerkt, wordt de rij net zo vaak herhaald als in het serverobject Herhalingsgebied is opgegeven, met telkens een andere record in elke nieuwe rij. 1.
Aangepaste recordtellers maken U gebruikt afzonderlijke vormen van gedrag voor het tellen van records om aangepaste recordtellers te maken. Door een aangepaste recordteller te maken, kunt u een recordteller maken die meer is dan de eenvoudige, enkele rijtabel die met het serverobject Navigatiestatus recordset wordt ingevoegd. U kunt de ontwerpelementen op diverse creatieve manieren ordenen en een geschikt servergedrag op elk element toepassen.
Een gegevensformaat aanpassen 1. Open een pagina met dynamische gegevens in de ontwerpweergave. 2. Selecteer de dynamische gegevens waarvan u de notatie wilt aanpassen. Het gebonden gegevensitem waarvan u de dynamische tekst hebt geselecteerd, wordt gemarkeerd in het paneel Bindingen (Venster > Bindingen). Het paneel geeft twee kolommen weer voor het geselecteerde item: Binding en Formaat. Als de kolom Formaat niet zichtbaar is, verbreedt u het paneel Bindingen om het te tonen. 3.
Panelen voor dynamische inhoud Bindingen, paneel Servergedrag, paneel Paneel Databases Paneel Componenten Bindingen, paneel Naar boven In het paneel Bindingen definieert en bewerkt u bronnen met dynamische inhoud, voegt u dynamische inhoud aan een pagina toe en past u gegevensindelingen op dynamische tekst toe.
Paneel Databases Naar boven Gebruik het paneel Databases om databaseverbindingen te maken, databases te bekijken en aan databases gerelateerde code op uw pagina's in te voegen.
Overzicht van dynamische inhoudsbronnen Over dynamische inhoudsbronnen Over recordsets Over URL- en formulierparameters Over sessievariabelen ASP- en ColdFusion-toepassingsvariabelen ASP-servervariabelen ColdFusion-servervariabelen Over dynamische inhoudsbronnen Naar boven Een dynamische inhoudsbron is een opslagplaats van informatie van waaruit u dynamische inhoud voor een webpagina kunt ophalen en weergeven.
pagina en wordt aan de server doorgegeven. Als u URL-variabelen gebruikt, bevat de queryreeks een of meer naam-/waardeparen die aan de formuliervelden zijn gekoppeld. Deze naam-/waardeparen worden aan de URL toegevoegd. Formulierparameters slaan opgehaalde informatie op die in de HTTP-aanvraag voor een webpagina is opgenomen. Als u een formulier maakt dat de methode POST gebruikt, worden de gegevens die door het formulier zijn verzonden, doorgegeven aan de server.
pagina. De HTML-syntaxis hiervoor ziet er als volgt uit:
Zowel de gebruiker servertechnologie als de methode die u gebruikt voor het in bezit krijgen van de informatie, bepaalt de code die wordt gebruikt voor de opslag van de informatie in een sessievariabele. De basissyntaxis voor elke servertechnologie is als volgt: ColdFusion
Boven aan de bestemmingspagina voert u de volgende code in om een sessie met de naam font_pref te maken waarin de voorkeur voor de tekstgrootte van de gebruiker wordt opgeslagen. ColdFusion ASP <% Session("font_pref") = Request.QueryString("fontsize") %> Wanneer de gebruiker op de hypertextkoppeling klikt, verzendt de pagina de tekstvoorkeur van de gebruiker in een URL-parameter naar de doelpagina.
De werkruimte optimaliseren voor visuele ontwikkeling Panelen voor de ontwikkeling van webtoepassingen weergeven De database weergeven in Dreamweaver Dynamische pagina's bekijken in een browser De databasegegevens beperken die in Dreamweaver worden weergegeven Stel de eigenschappencontrole in voor opgeslagen ColdFusion-procedures en ASP-opdrachten Opties van Invoernaam Panelen voor de ontwikkeling van webtoepassingen weergeven Naar boven Selecteer de categorie Gegevens in het pop-upmenu Categorie van het
Dynamische pagina's bekijken in een browser Naar boven Ontwikkelaars van webtoepassingen debuggen hun pagina's dikwijls door ze regelmatig in een webbrowser te bekijken. U kunt dynamische pagina's snel in een browser bekijken. U hoeft ze daarvoor niet eerst handmatig op een server te laden (druk op F12). Als u dynamische pagina's wilt bekijken, moet u eerst de categorie Testserver van het dialoogvenster Sitedefinitie invullen.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Webtoepassingen verpakken Webtoepassingen verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen (CS5.5 en hoger) Webtoepassingen verpakken als systeemeigen mobiele toepassingen (CS5.5 en hoger) Naar boven Dankzij de integratie van Dreamweaver met jQuery Mobile en PhoneGap kunt u webtoepassingen maken en verpakken voor distributie op Android™- en iOS-apparaten. Dreamweaver gebruikt PhoneGap SDK's om het pakket te maken (bestand .apk voor Android en bestand .
Android SDK (installatie-instructies verderop). Een toepassingspakket maken (Windows) Bekijk deze zelfstudie op Dreamweaver Developer Center voor met informatie, inclusief voorbeeldbestanden, over het maken van een webtoepassing. 1. Open de webtoepassing die u wilt converteren naar een mobiele toepassing. Zorg dat uw webtoepassing is ingesteld als een site in Dreamweaver en dat de site kleiner is dan 25 MB. Opmerking: Controleer of de toepassing alleen HTML5-, CSS- en JavaScript-bestanden bevat. 2.
Dreamweaver wijzigt het pictogramformaat in het standaardformaat als u het formaat nog niet hebt aangepast. (Mac® OS 10.6.x) Geef bij PNG van startpagina een PNG-bestand op dat wordt gebruikt als pictogram voor de iOS-toepassing. Dreamweaver wijzigt het pictogramformaat in het standaardformaat als u het formaat nog niet hebt aangepast. (Mac OS 10.6.x) Selecteer een versie van de iPhone/iPod Touch/iPad waarvoor u het pakket maakt. Geef een ander doelpad voor het pakket op.
Verbindingsscripts verwijderen De opdracht Verbindingsscripts verwijderen gebruiken De opdracht Verbindingsscripts verwijderen gebruiken Naar boven U kunt de opdracht Verbindingsscripts verwijderen gebruiken om scripts te verwijderen die door Dreamweaver in een map op afstand zijn geplaatst om toegang te krijgen tot databases. Deze scripts zijn alleen nodig tijdens de ontwerpfase in Dreamweaver.
Een map in uw toepassing beveiligen (ColdFusion) Een map of site op de server beveiligen (ColdFusion) Een map of site op de server beveiligen (ColdFusion) Naar boven In Dreamweaver kunt u een specifieke map in uw ColdFusion-toepassing met een wachtwoord beveiligen, ook de hoofdmap van de toepassing. Wanneer een bezoeker van uw site een pagina in de opgegeven map opvraagt, wordt de bezoeker naar een gebruikersnaam en een wachtwoord gevraagd.
Uw computer instellen voor de ontwikkeling van toepassingen Wat u nodig hebt voor het bouwen van webtoepassingen De basisprincipes van de webserver Een webserver kiezen Een toepassingsserver kiezen Een database kiezen Een ColdFusion-ontwikkelomgeving instellen Een PHP-ontwikkelomgeving instellen Een ASP-ontwikkelomgeving instellen Een hoofdmap maken voor de toepassing Het definiëren van een Dreamweaver-site Wat u nodig hebt voor het bouwen van webtoepassingen Naar boven Voor het bouwen van webtoepassinge
http://zwarte_zee/vakantie/zon.html Wanneer de webserver wordt uitgevoerd op uw computer, kunt u de servernaam vervangen door localhost. Zo wordt bijvoorbeeld met de volgende URL's dezelfde pagina in een browser geopend: http://zwarte_zee/vakantie/zon.html http://localhost/vakantie/zon.html Opmerking: Een andere expressie die u kunt gebruiken in plaats van de servernaam of localhost, is 127.0.0.1 (bijvoorbeeld http://127.0.0.1/vakantie/zon.html).
Naar boven Een ColdFusion-ontwikkelomgeving instellen Ga naar de Adobe-website op www.adobe.com/devnet/dreamweaver/articles/setup_cf.html voor gedetailleerde instructies voor het instellen van een ColdFusion-ontwikkelomgeving voor Dreamweaver op uw Windows- of Mac-computer. Zowel Windows- als Macintosh-gebruikers kunnen vanaf de Adobe-website op www.adobe.com/go/coldfusion_nl gratis een volledig functionele ontwikkelaarsversie van de ColdFusion-toepassingsserver downloaden en installeren.
Webserver URL voor lokale host ColdFusion 8 http://localhost:8500/testpage.htm IIS http://localhost/testpage.htm Apache (Windows) http://localhost:80/testpage.htm Apache (Macintosh) http://localhost/~MijnGebruikersnaam/testpage.htm (waarbij MijnGebruikersnaam uw Macintosh-gebruikersnaam is) Opmerking: Standaard werkt de ColdFusion-webserver via poort 8500 en de Apache-webserver voor Windows via poort 80.
Problemen met databaseverbindingen oplossen Problemen met rechten oplossen Microsoft-foutberichten oplossen MySQL-foutberichten oplossen Problemen met rechten oplossen Naar boven Een van de meest voorkomende problemen is dat van ontoereikende map- of bestandsrechten.
Voor een nog strengere beveiliging kunnen er nog rechten worden ingesteld zodat de leesrechten worden uitgeschakeld voor de webmap die de database bevat. Het bekijken van de map is dan niet toegestaan, maar webpagina's hebben nog wel toegang tot de database. Zie de volgende technische notities in het Support Center van Adobe voor meer informatie over de IUSR-account en de webserverrechten: 'Understanding anonymous authentication and the IUSR account' op www.adobe.
beveiliging gebruikt). Hieronder vindt u een aantal mogelijke oplossingen: Als u standaardbeveiliging gebruikt, kloppen de accountnaam en het wachtwoord misschien niet. Probeer de account Admin en het bijbehorende wachtwoord van het systeem (UID= “sa” en geen wachtwoord), die moeten worden gedefinieerd op de regel van de verbindingstekenreeks. (In DSN's worden geen gebruikersnamen en wachtwoorden opgeslagen.
overeenstemmen met het masker. U kunt dit probleem verhelpen door het gebruik van woorden als “date”, “name”, “select”, “where” en “level” te vermijden wanneer u kolomnamen opgeeft in uw database. Ook mag u geen spaties en andere speciale tekens gebruiken. Zie de volgende webpagina's voor lijsten met gereserveerde woorden voor algemene databasesystemen: Microsoft Access op http://support.microsoft.com/default.aspx?scid=kb;nl-nl;Q209187 Microsoft SQL Server op http://msdn.microsoft.com/library/default.
Wat zijn webtoepassingen Over webtoepassingen Veelvoorkomende toepassingen voor webtoepassingen Voorbeeld van webtoepassing De werking van een webtoepassing Statische webpagina's verwerken Dynamische pagina's verwerken Toegang krijgen tot een database Dynamische pagina's ontwerpen Webtoepassingsterminologie Over webtoepassingen Naar boven Een webtoepassing is een website die pagina's bevat met gedeeltelijk of geheel onbepaalde inhoud.
Janet heeft de toepassing vóór lunchtijd geschreven en geactiveerd met Dreamweaver, dat de hulpmiddelen heeft die nodig zijn om een dergelijke toepassing snel en eenvoudig samen te stellen. De werking van een webtoepassing Naar boven Een webtoepassing is een verzameling statische en dynamische webpagina's. Een statische webpagina is een webpagina die niet verandert als een sitebezoeker de pagina opvraagt: de webserver verzendt de pagina ongewijzigd naar de desbetreffende webbrowser.
enkele mechanismen worden bepaald voordat de pagina naar de browser kan worden verzonden. Het mechanisme wordt in de volgende sectie besproken. Dynamische pagina's verwerken Naar boven Wanneer een webserver een verzoek voor een statische webpagina ontvangt, verzendt de server de pagina rechtstreeks naar de desbetreffende browser.
Hier volgt een eenvoudige databasequery in SQL: SELECT lastname, firstname, fitpoints FROM employees Deze instructie maakt een recordset met drie kolommen en vult deze met rijen die de achternaam, voornaam en fitnesspunten bevatten van alle werknemers in de database. Voor meer informatie, zie www.adobe.com/go/learn_dw_sqlprimer_nl. In het volgende voorbeeld ziet u hoe de query voor de database wordt uitgevoerd en de gegevens naar de browser worden geretourneerd: 1.
Met de ingesloten instructies op deze pagina worden de volgende acties uitgevoerd: 1. Er wordt een variabele met de naam department gemaakt en hieraan wordt de tekenreeks "Sales" toegekend. 2. De waarde van de variabele, "Sales", wordt in de HTML-code ingevoegd. De toepassingsserver retourneert de volgende pagina aan de webserver:
Trio Motors Information Page About Trio Motors
Trio Motors is a leading automobile manufacturer.
databasetaal die SQL wordt genoemd. De query kan bijvoorbeeld stellen dat alleen bepaalde kolommen of alleen bepaalde records in de recordset mogen worden opgenomen. Een dynamische pagina Een webpagina die door een toepassingsserver wordt aangepast voordat de pagina naar een browser wordt verzonden. Een recordset Een reeks gegevens die uit een of meer tabellen in een database worden gehaald, zoals u in het volgende voorbeeld kunt zien.
ColdFusion-componenten gebruiken Over ColdFusion-componenten Overzicht van het paneel CF-componenten (ColdFusion) Een CFC maken of verwijderen in Dreamweaver CFC's weergeven in Dreamweaver CFC's bewerken in Dreamweaver Webpagina's samenstellen die CFC's gebruiken Een recordset definiëren in een CFC Een CFC-recordset als een bron van dynamische inhoud gebruiken Dynamische inhoud definiëren met een CFC Over ColdFusion-componenten Naar boven Met CFC-bestanden (ColdFusion component) kunt u toepassings- en be
3. Klik op de plusknop (+) en vul het dialoogvenster Componenten maken in. Klik op OK a. Voer in de sectie Componenten de details over de component in. Hier volgt een gedeeltelijke lijst: Naam Hier geeft u de bestandsnaam van de component op. De naam mag alleen alfanumerieke tekens en het onderstrepingsteken (_) bevatten. Geef de bestandsextensie .CFC niet op wanneer u de naam invoert. Map van componenten Hier geeft u op waar de component wordt opgeslagen.
Als u snel de details van een argument, functie, component of pakket wilt bekijken, selecteert u het item in de structuurweergave en klikt u op de knop Details ophalen op de paneelwerkbalk. U kunt ook met de rechtermuisknop (Windows) of Control (Macintosh) ingedrukt op het item klikken en Details ophalen in het popupmenu kiezen. Details over het item worden in een berichtvak weergegeven.
Een recordset definiëren in een CFC Naar boven Dreamweaver kan u helpen bij het definiëren van een recordset (ook wel een ColdFusion-query genoemd) in een ColdFusion-component (CFC). Als u een recordset in een CFC definieert, hoeft u de recordset niet te definiëren op elke pagina die deze gebruikt. U definieert de recordset eenmaal in de CFC en gebruikt de CFC op verschillende pagina's.
Opmerking: De map moet het relatieve pad naar de hoofdmap van de site zijn. 5. Selecteer in het pop-upmenu Functie de functie die de recordsetdefinitie bevat. Het pop-upmenu functie bevat alleen de functies die in de geselecteerde component zijn gedefinieerd. Als dit pop-upmenu geen functies bevat of als de laatste wijzigingen niet in de vermelde functies worden weergegeven, controleert u of de laatste wijzigingen wel op de server zijn geladen. Opmerking: De vakken Verbinding en SQL zijn alleen-lezen. 6.
Integratie met andere producten Een Business Catalyst-website maken en bewerken met Dreamweaver CS6 Adobe TV (19 juli 2012) videozelfstudie Deze zelfstudie geeft u een overzicht van de geïntegreerde Business Catalyst-functies in CS6, bevat informatie over het werken met modulesjablonen vanuit deze interface en laat een aantal nieuwe functies zien, zoals codevoltooiing en verwante bestanden. Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Integratie van Dreamweaver met Business Catalyst Videozelfstudie Een tijdelijke Business Catalyst-site maken Een Business Catalyst-site importeren Bestanden beheren Modules, gegevens of fragmenten invoegen Eigenschappen van Business Catalyst-objecten bewerken Business Catalyst is een gehoste toepassing voor het maken en beheren van onlinebedrijven. Met dit uniforme platform kunt u alles zonder backendcode maken, van websites tot geavanceerde onlinewinkels.
2. Klik op Business Catalyst-site importeren. De lijst met Business Catalyst-sites die u hebt gemaakt met de Adobe-id wordt weergegeven. 3. Selecteer de site en klik op Site importeren. 4. Geef een locatie op uw computer op voor de site die u wilt importeren. 5. Voer het wachtwoord voor Adobe-id in. 6. Klik op Gereed wanneer de bestandsactiviteiten zijn voltooid.
Werken met Photoshop en Dreamweaver Over de integratie met Photoshop Over slimme objecten en Photoshop-Dreamweaver-workflows Een slim object maken Een slim object bijwerken Meerdere slimme objecten bijwerken Het formaat van een slim object wijzigen Het originele Photoshop-bestand van een slim object bewerken Status van slimme objecten Een selectie kopiëren en plakken vanuit Photoshop Geplakte afbeeldingen bewerken Opties instellen in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren Over de integratie met Photos
Slim object Als de webafbeelding (de afbeelding op de Dreamweaver-pagina) niet is gesynchroniseerd met het oorspronkelijke Photoshop-bestand, wordt in Dreamweaver vastgesteld dat het oorspronkelijke bestand is bijgewerkt en wordt een van de pijlen van het pictogram van het slimme object rood weergegeven.
U kunt het PSD-bestand ook vanuit het deelvenster Bestanden naar de pagina slepen als u uw Photoshop-bestanden op uw website bewaart. In dat geval slaat u de volgende stap over. 3. Zoek in het dialoogvenster Afbeeldingsbron selecteren naar het Photoshop PSD-afbeeldingsbestand door op de knop Bladeren te klikken en naar het bestand te gaan. 4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren dat verschijnt de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK. 5.
2. Klik in de eigenschappencontrole op de knop Bewerken. 3. Breng de wijzigingen aan in Photoshop en sla het nieuwe PSD-bestand op. 4. Selecteer in Dreamweaver opnieuw het slimme object en klik op de knop Bijwerken vanuit origineel. Opmerking: Als u het formaat van de afbeelding in Photoshop hebt gewijzigd, moet u het formaat van de webafbeelding opnieuw instellen in Dreamweaver.
actieve en lagere lagen van het segment naar het klembord gekopieerd. U kunt Selecteren > Alles kiezen om snel een afbeelding te selecteren voor kopiëren. 2. Plaats in Dreamweaver (ontwerp- of codeweergave) de invoegpositie op de pagina waar u de afbeelding wilt invoegen. 3. Selecteer Bewerken > Plakken. 4. Pas in het dialoogvenster Afbeelding optimaliseren de optimalisatie-instellingen naar wens aan en klik op OK. 5.
Twitter™ and Facebook posts are not covered under the terms of Creative Commons.
Afbeeldingen toevoegen en wijzigen Over afbeeldingen Een afbeelding invoegen De grootte van een afbeelding visueel wijzigen Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen invoegen Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen Eigenschappen instellen voor tijdelijke aanduidingen voor afbeeldingen Afbeeldingen bewerken in Dreamweaver Een rollover-afbeelding maken Een externe afbeeldingseditor gebruiken Gedrag toepassen op afbeeldingen Naar boven Over afbeeldingen Er zijn veel verschillende bestandsind
Sleep een afbeelding van het bureaublad naar de gewenste locatie in het documentvenster en ga vervolgens verder met stap 3. 2. Voer in het dialoogvenster een van de volgende handelingen uit: Selecteer Bestandssysteem om een afbeeldingsbestand te kiezen. Selecteer Gegevensbron om een dynamische afbeeldingsbron te kiezen. Klik op de knop Sites en servers als u een afbeeldingsbestand wilt kiezen in een externe map van uw Dreamweaver-sites. 3.
browsers waarvoor is ingesteld dat afbeeldingen handmatig moeten worden gedownload. Voor gebruikers met een visuele beperking die spraakprogramma's gebruiken met browsers die alleen tekst weergeven, wordt de tekst hardop voorgelezen. In sommige browsers wordt deze tekst ook weergegeven als de aanwijzer op de afbeelding wordt geplaatst. Mapnaam en Hotspot-gereedschap Hiermee kunt u een overzicht van afbeeldingen met hyperlinks labelen en maken.
het bestand kleiner en verloopt het downloaden sneller. De grootte van een element visueel wijzigen 1. Selecteer het element (bijvoorbeeld een afbeelding of SWF-bestand) in het documentvenster. Aan de onderkant en rechterkant van het element en in de rechterbenedenhoek worden formaatgrepen weergegeven.
Een tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen vervangen Een voorlopige afbeelding geeft geen afbeelding weer in een browser. Voordat u uw site publiceert, moet u alle voorlopige afbeeldingen die u hebt toegevoegd, vervangen door webvriendelijke afbeeldingsbestanden, zoals GIF- of JPEG-bestanden. Als u Fireworks hebt, kunt u een nieuwe afbeelding maken vanuit de tijdelijke aanduiding voor afbeeldingen in Dreamweaver.
toepassing voor het bewerken van afbeeldingen, zoals Fireworks of Photoshop, hoeft te gebruiken. De Dreamweaver-functies voor het bewerken van afbeeldingen zijn zo ontworpen dat u gemakkelijk kunt samenwerken met de inhoudsontwerpers die de afbeeldingsbestanden voor uw website maken. Opmerking: U hoeft Fireworks of een andere toepassing voor het bewerken van afbeeldingen niet op uw computer te installeren als u de beeldbewerkingsfuncties van Dreamweaver wilt gebruiken. Selecteer Wijzigen > Afbeelding.
Een afbeelding scherper maken Als u een afbeelding scherper maakt, wordt het contrast van pixels rond de randen van objecten vergroot, zodat de afbeelding gedefinieerder of scherper wordt. 1. Open de pagina die de afbeelding bevat die u scherper wilt maken, selecteer de afbeelding en ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op de knop Verscherpen in de eigenschappencontrole voor de afbeelding. Selecteer Wijzigen > Afbeelding > Verscherpen. 2.
Alternatieve tekst (Optioneel) Tekst waarmee u de afbeelding beschrijft voor mensen die een browser met alleen tekst gebruiken. Ga als erop wordt geklikt, naar de URL Het bestand dat u wilt openen als een gebruiker op de rollover-afbeelding klikt. Typ het pad of klik op Bladeren en selecteer het bestand. Opmerking: Als u geen koppeling instelt voor de afbeelding, voegt Dreamweaver een lege koppeling (#) in de broncode in waaraan het rollover-gedrag wordt gekoppeld.
2. Klik in het dialoogvenster met voorkeuren voor Bestandstypen/editors op de knop Toevoegen (+) boven de lijst Extensies. Er wordt een tekstvak weergegeven in de lijst Extensies. 3. Typ de bestandsextensie van het bestandstype waarvoor u een editor wilt starten. 4. Klik op de knop Toevoegen (+) boven de lijst Editors om een externe editor voor het bestandstype te selecteren. 5.
Extensie AIR voor Dreamweaver Extensie AIR voor Dreamweaver installeren Een AIR-toepassing maken in Dreamweaver Een toepassing ondertekenen met een digitaal certificaat Gekoppelde AIR-bestandstypen bewerken Instellingen voor AIR-toepassingen bewerken Een webpagina voorvertonen in een AIR-toepassing AIR-coderingstips en -codekleuren gebruiken Toegang tot de documentatie van Adobe AIR De extensie Adobe® AIR® voor Dreamweaver® kunt u gebruiken om een internettoepassing om te zetten in een desktoptoepassing.
4. Geef de vereiste gegevens op in het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer en klik vervolgens op AIR-bestand maken. Zie de volgende opties van het dialoogvenster voor meer informatie. Dreamweaver maakt een bestand application.xml in de hoofdmap van uw site als u voor de eerste keer een Adobe AIR-bestand maakt. Dit bestand dient als manifest waarin verschillende eigenschappen van de toepassing zijn gedefinieerd.
Een toepassing ondertekenen met een digitaal certificaat Naar boven Een digitale handtekening biedt zekerheid dat de code voor de toepassing niet is gewijzigd of corrupt is geraakt sinds de code is geschreven door de ontwikkelaar van de software. Alle Adobe AIR-toepassingen vereisen een digitale handtekening en kunnen niet worden geïnstalleerd zonder handtekening.
Standaard wordt met de extensie Adobe AIR voor Dreamweaver een tijdstempel opgehaald tijdens het maken van een Adobe AIR-toepassing. U kunt de tijdstempelfunctie echter uitschakelen door in het dialoogvenster Digitale handtekening de optie Tijdstempel uit te schakelen. (Dit kunt u bijvoorbeeld doen als er geen tijdstempelservice beschikbaar is.) U kunt het beste een tijdstempel opnemen in elk AIR-bestand dat u openbaar distribueert.
Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Een koppeling maken naar een Word- of Excel-document U kunt een koppeling naar een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een bestaande webpagina. 1. Open de pagina waarop u de koppeling wilt weergeven. 2. Sleep het bestand vanuit de huidige locatie naar de Dreamweaver-pagina en plaats de koppeling op de gewenste locatie. 3. Selecteer Een koppeling maken en klik op OK. 4.
Integratie tussen diverse toepassingen Over de integratie met Photoshop, Flash en Fireworks Over de integratie met Photoshop, Flash en Fireworks Naar boven Photoshop, Fireworks en Flash zijn krachtige webontwikkelingsprogramma's voor het maken en beheren van afbeeldingen en SWF-bestanden. U kunt Dreamweaver uitstekend met deze programma's integreren om het ontwikkelen van websites te vereenvoudigen. Opmerking: Er is eveneens een beperkte integratie met enkele andere toepassingen.
Extensies Extensies toevoegen en beheren in Dreamweaver Extensies toevoegen en beheren in Dreamweaver Naar boven Extensies zijn nieuwe functies die u eenvoudig kunt toevoegen aan Dreamweaver. U kunt vele typen extensies gebruiken. Er zijn bijvoorbeeld extensies waarmee u tabellen opnieuw kunt opmaken, verbinding kunt maken met back-end databases, of die u helpen bij het schrijven van scripts voor browsers.
Microsoft Office-documenten importeren (alleen Windows) U kunt de volledige inhoud van een Microsoft Word- of Excel-document invoegen in een nieuwe of bestaande webpagina. Als u een Word- of Excel-document importeert, ontvangt Dreamweaver de geconverteerde HTML, waarna deze in uw webpagina wordt ingevoegd. De grootte van het bestand nadat Dreamweaver de geconverteerde HTML heeft ontvangen, moet minder zijn dan 300 kB.
Contribute-sites beheren Contribute-sites beheren Sitestructuur en paginaontwerp voor een Contribute-site Bestanden overbrengen naar en van een Contribute-site Contribute-bestands- en mapmachtigingen op de server Speciale Contribute-bestanden Een site voorbereiden voor gebruik met Contribute Een Contribute-site beheren met Dreamweaver Een extern bestand op een Contribute-site verwijderen, verplaatsen of een andere naam geven Contribute-gebruikers toegang tot sjablonen geven zonder ze toegang tot de hoofdmap
Opmerking: U moet mmhide_ toevoegen aan de stijlnaam in de codeweergave. U kunt dit niet toevoegen in het CSS-paneel. Gebruik zo weinig mogelijk CSS-stijlen, om de opmaak eenvoudig en rustig te houden. Als u include-bestanden op de server gebruikt voor HTML-pagina-elementen, zoals kop- en voetteksten, maakt u een niet-gekoppelde HTML-pagina die koppelingen bevat naar de include-bestanden.
Een site voorbereiden voor gebruik met Contribute Naar boven Als u een bestaande Dreamweaver-site voorbereidt voor Contribute-gebruikers, moet u de Contribute-compatibiliteit expliciet inschakelen om Contribute-functies te kunnen gebruiken. U wordt hier niet om gevraagd door Dreamweaver. Als u echter verbinding maakt met een site die is ingesteld als een Contribute-site (en die een beheerder heeft), wordt u door Dreamweaver gevraagd om de Contribute-compatibiliteit in te schakelen.
Opmerking: Contribute moet op dezelfde computer zijn geïnstalleerd als Dreamweaver. Als beheerder van een Contribute-site kunt u het volgende doen: De beheerinstellingen voor de site wijzigen. Beheerinstellingen van Contribute zijn een verzameling instellingen die gelden voor alle gebruikers van uw website. Met deze instellingen kunt u Contribute afstemmen zodat gebruikers er beter mee kunnen werken. De machtigingen wijzigen die zijn toegewezen aan gebruikersrollen in Contribute.
het paneel Bestanden. 3. Als u sjablonen voor de hoofdsite hebt bijgewerkt, kopieert u de gewijzigde sjablonen opnieuw naar de desbetreffende submappen. Als u deze werkwijze gebruikt, moet u geen hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen gebruiken in de submappen. Hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen hebben betrekking op de hoofdmap op de server, en niet op de hoofdmap die u definieert in Dreamweaver. Contributegebruikers kunnen geen hoofdmapafhankelijke relatieve koppelingen maken.
CSS-stijlpagina's bijwerken op een Contribute-site Gebruikers van Adobe Contribute kunnen geen wijzigingen aanbrengen in een CSS-stijlblad. Voor het wijzigen van een stijlpagina voor een Contribute-site gebruikt u Dreamweaver. 1. Bewerk de stijlpagina met behulp van de hulpprogramma's van Dreamweaver voor het bewerken van stijlpagina's. 2.
Dreamweaver gebruiken met onlineservices van Adobe BrowserLab Business Catalyst InContext Editing Adobe-onlineservices zijn gehoste webtoepassingen die op dezelfde manier werken als desktoptoepassingen. Het voordeel van onlineservices is dat u altijd up-to-date bent omdat ze op het web worden gehost en niet op uw computer. Dreamweaver kan rechtstreeks worden geïntegreerd met Adobe® BrowserLab en Adobe® Business Catalyst InContext Editing.
2. Kies Invoegen > InContext Editing > Bewerkbaar gebied maken. 3. De opties zijn afhankelijk van uw selectie. Als u een div-, th- of td-tag hebt geselecteerd, transformeert Dreamweaver de tag in een bewerkbaar gebied zonder meer stappen te volgen. Als u een nieuw, leeg bewerkbaar gebied invoegt, voert u een van de volgende stappen uit: Selecteer Nieuw bewerkbaar gebied invoegen op huidige invoegpositie en klik op OK.
Herhalingsgebieden zoals weergegeven in een bewerkbaar InContext Editing-browservenster. Het onderste gebied is geselecteerd en kan worden gedupliceerd, verwijderd of omhoog en omlaag worden verplaatst.
Selecteer De bovenliggende tag omzetten in een herhalingsgebied als u wilt dat Dreamweaver de bovenliggende tag van de selectie het containerelement voor het gebied maakt. Alleen bepaalde HTML-tags zijn omzetbaar: a, abbr, acronym, address, b, big, blockquote, center, cite, code, dd, dfn, dir, div, dl, dt, em, font, h1, h2, h3, h4, h5, h6, hr, i, img, ins, kbd, label, li, menu, ol, p, pre, q, s, samp, small, span, strike, strong, sub, sup, table, tbody, tr, tt, u, ul en var.
Bewerkbare gebieden mogen geen herhaalde gebieden of herhaalde gebiedsgroepen bevatten. Bewerkbare InContext Editing-gebieden kunnen geen andere InContext Editing-functie bevatten. Als u een herhalingsgebied of een groep herhalingsgebieden wilt toevoegen aan een bewerkbaar gebied, kunt u de omzetting in Dreamweaver niet uitvoeren. Herhaalde gebieden mogen zich niet binnen bewerkbare gebieden bevinden en mogen geen herhaalde gebiedsgroepen bevatten.
Werken met Adobe Bridge en Dreamweaver Over Adobe Bridge Adobe Bridge starten vanuit Dreamweaver Bestanden in Dreamweaver plaatsen vanuit Adobe Bridge Een Adobe Bridge-bestand op uw pagina plaatsen Een bestand van Bridge naar uw pagina slepen Dreamweaver starten vanuit Adobe Bridge Over Adobe Bridge Naar boven Dreamweaver biedt naadloze integratie met Adobe Bridge, de platformonafhankelijke bestandsbrowser die wordt geleverd bij Adobe Creative Suite 5-componenten.
van het bestand u wilt behouden. Een Adobe Bridge-bestand op uw pagina plaatsen Naar boven 1. Plaats in Dreamweaver (ontwerpweergave) de invoegpositie op de pagina op de locatie waarop het bestand moet worden ingevoegd. 2. Selecteer het bestand inAdobe Bridge en kies Bestand > Plaatsen in Dreamweaver. 3. Als het bestand niet in de hoofdmap van de site staat, wordt u gevraagd om het bestand daarheen te kopiëren. 4.
Werken met ConnectNow en Dreamweaver Werken met ConnectNow Werken met ConnectNow Naar boven Adobe® ConnectNow verschaft u een veilige, persoonlijke onlinevergaderruimte waarin u via het web met collega's in real-time kunt afspreken en samenwerken. Dankzij ConnectNow kunt u uw computerscherm delen en er notities aan toevoegen, chatberichten verzenden en communiceren aan de hand van de geïntegreerde audio.
Werken met Device Central en Dreamweaver Adobe Device Central gebruiken met Dreamweaver Mobiele inhoud voorvertonen met Adobe Device Central en Dreamweaver Tips voor het maken van Dreamweaver-webinhoud voor mobiele apparaten Adobe Device Central gebruiken met Dreamweaver Naar boven Device Central biedt webontwerpers en -ontwikkelaars die Dreamweaver gebruiken, de mogelijkheid om vooraf te controleren hoe Dreamweaverbestanden eruit zullen zien op een groot aantal verschillende mobiele apparaten.
Meer Help-onderwerpen Adobe Device Central Help Juridische kennisgevingen | Onlineprivacybeleid
Werken met Fireworks en Dreamweaver Een Fireworks-afbeelding invoegen Een Fireworks-afbeelding of -tabel bewerken in Dreamweaver Een Fireworks-afbeelding optimaliseren vanuit Dreamweaver Fireworks gebruiken om voorlopige afbeeldingen uit Dreamweaver aan te passen Over pop-upmenu's van Fireworks Pop-upmenu's van Fireworks bewerken in Dreamweaver Een pop-upmenu bewerken dat is gemaakt in Fireworks MX 2004 of eerder Voorkeuren voor het openen en bewerken van Fireworks-bronbestanden opgeven HTML-code van Firewo
met het geëxporteerde bestand werkt, wordt alleen dat bestand bijgewerkt. 4. Bewerk het PNG-bronbestand in Fireworks en klik op Done. Fireworks slaat de wijzigingen op in het PNG-bestand en exporteert de bijgewerkte afbeelding (of HTML en afbeeldingen) waarna u weer terugkeert naar Dreamweaver. De bijgewerkte afbeelding of tabel wordt in Dreamweaver weergegeven. Zie www.adobe.com/go/vid0188_nl voor een zelfstudie over de integratie van Dreamweaver en Fireworks.
In het vak Name wordt automatisch de naam weergegeven die u voor het PNG-bestand hebt gebruikt. U kunt die naam wijzigen. 9. Selecteer in het vak Opslaan als type het type van het bestand of de bestanden die u wilt exporteren, bijvoorbeeld Alleen afbeeldingen of HTML en afbeeldingen. 10. Klik op Save om het geëxporteerde bestand op te slaan. Het bestand wordt opgeslagen en u keert terug naar Dreamweaver.
Altijd PNG bronbestand gebruiken Hiermee wordt automatisch het PNG-bestand van Fireworks geopend dat in de ontwerpnotitie is gedefinieerd als bron van de geplaatste afbeelding. Het PNG-bronbestand en de corresponderende, geplaatste afbeelding worden bijgewerkt. Nooit PNG bronbestand gebruiken Hiermee wordt de geplaatste afbeelding van Fireworks automatisch geopend, ongeacht of er een PNGbronbestand bestaat of niet. Alleen de geplaatste afbeelding wordt bijgewerkt.
en vervolgens alle geëxporteerde HTML-code en afbeeldingsbestanden die in een Dreamweaver-document zijn geplaatst, automatisch bijwerken. Met deze opdracht kunt u zelfs Dreamweaver-bestanden bijwerken, wanneer Dreamweaver niet wordt uitgevoerd. 1. Open het PNG-bronbestand in Fireworks en breng uw wijzigingen aan. 2. Selecteer File > Save. 3. Selecteer in Fireworks File > Update HTML. 4. Ga naar het Dreamweaver-bestand met de HTML-code die u wilt bijwerken en klik op Open. 5.
Werken met Flash en Dreamweaver Een SWF-bestand van Dreamweaver bewerken in Flash Een SWF-bestand van Dreamweaver bewerken in Flash Naar boven Als u zowel Flash als Dreamweaver hebt geïnstalleerd, kunt u een SWF-bestand in een Dreamweaver-document selecteren en het bewerken met Flash. Het SWF-bestand wordt niet rechtstreeks bewerkt in Flash. Alleen het brondocument (het FLA-bestand) wordt bewerkt en vervolgens wordt het SWF-bestand opnieuw geëxporteerd. 1.
JavaScript Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Ingebouwd JavaScript-gedrag toepassen Ingebouwd gedrag gebruiken De Call JavaScript-gedrag toepassen Het gedrag Eigenschap wijzigen toepassen Het gedrag Browser controleren toepassen Het gedrag Insteekmodule controleren toepassen Het gedrag Shockwave of SWF beheren toepassen Het gedrag AP-element slepen toepassen Informatie verzamelen over het versleepbare AP-element Het gedrag Ga naar URL toepassen Het gedrag Snelmenu toepassen Het gedrag Snelmenu Go toepassen Het gedrag Browservenster openen toepassen Het
Gebruik het gedrag Eigenschap wijzigen om de waarde van een van de eigenschappen van een object (bijvoorbeeld de achtergrondkleur van een laag of de actie van een formulier) te wijzigen. Opmerking: Gebruik dit gedrag alleen als u een ervaren programmeur bent en u alles weet van HTML en JavaScript. 1. Selecteer een object en kies Eigenschap wijzigen in het menu Gedrag toevoegen van het paneel Gedrag. 2.
ontwerpweergave van het documentvenster te tekenen. 2. Klik op de
-tag in de tagkiezer in de linkerbenedenhoek van het documentvenster. 3. Selecteer AP-element slepen in het menu Gedrag toevoegen van het paneel Gedrag. Als AP-element slepen niet beschikbaar is, hebt u waarschijnlijk een AP-element geselecteerd. 4. Selecteer AP-element in het pop-upmenu AP-element. 5. Selecteer Beperkt of Onbeperkt in het pop-upmenu Verplaatsing.
function getPos(layerId){ var layerRef = document.getElementById(layerId); var curVertPos = layerRef.MM_UPDOWN; document.tracking.curPosField.value = curVertPos; } U kunt de waarden van MM_UPDOWN of MM_LEFTRIGHT in een formulierveld weergeven, maar u kunt deze waarden ook op diverse andere manieren gebruiken.
2. Selecteer in het menu Snelmenu kiezen een menu dat met de Go-knop moet worden geactiveerd en klik op OK. Het gedrag Browservenster openen toepassen Naar boven Gebruik het gedrag Browservenster openen om een pagina in een nieuw venster te openen. U kunt de eigenschappen van het nieuwe venster opgeven, zoals het formaat, de kenmerken (of het formaat kan worden gewijzigd, of het een menubalk heeft enzovoort) en de naam.
Het gedrag Navigatiebalkafbeelding instellen toepassen Naar boven Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund. Het gedrag Tekst van frame instellen toepassen Naar boven Het gedrag Tekst van frame instellen biedt u de mogelijkheid om de tekst van een frame dynamisch in te stellen en de inhoud en opmaak van een frame te vervangen door de inhoud die u opgeeft. De inhoud kan bestaan uit elke geldige HTML-code. Gebruik dit gedrag om gegevens dynamisch weer te geven.
Houd het bericht beknopt. De browser kapt de tekst van het bericht af als de tekst niet op de statusbalk past. 3. Klik op OK en controleer of de standaardgebeurtenis juist is. Het gedrag Tekst van tekstveld instellen toepassen Naar boven Met het gedrag Tekst van tekstveld instellen vervangt u de inhoud van een tekstveld van een formulier door de inhoud die u opgeeft. U kunt elke geldige functie-aanroep, eigenschap, globale variabele of andere expressie in JavaScript in de tekst insluiten.
Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund. Een pop-upmenu wijzigen Naar boven Dit gedrag wordt vanaf Dreamweaver CS5 niet meer ondersteund. Het gedrag Afbeelding verwisselen toepassen Naar boven Met het gedrag Afbeelding verwisselen wordt een afbeelding vervangen door een andere door het src-kenmerk van de
-tag te wijzigen. Gebruik dit gedrag om knop-rollovers en andere afbeeldingseffecten te maken (inclusief het verwisselen van meerdere afbeeldingen tegelijk).
Als u meerdere velden ineens wilt valideren, selecteert u een tekstveld in de lijst Velden. 6. Selecteer de optie Vereist als er gegevens in het veld moeten worden ingevuld. 7. Selecteer een van de volgende opties voor Accepteren: Iets Hiermee controleert u of een verplicht veld gegevens bevat. Dit kunnen gegevens zijn van elk willekeurig type. E-mailadres Hiermee controleert u of het veld het symbool @ bevat. Getal Hiermee controleert u of het veld uitsluitend cijfers bevat.
JavaScript-gedrag gebruiken (algemene instructies) Over JavaScript-gedrag Overzicht van het paneel Gedrag Over gebeurtenissen Een gedrag toepassen Gedrag wijzigen of verwijderen Een gedrag bijwerken Gedrag van derden downloaden en installeren Over JavaScript-gedrag Naar boven Met gedrag van Adobe® Dreamweaver® plaatst u JavaScript-code in documenten die bezoekers in staat stelt een webpagina op diverse manieren te wijzigen of bepaalde taken te starten.
Gebeurtenis verwijderen (–) Hiermee verwijdert u de geselecteerde gebeurtenis en actie uit de lijst met gedragingen. De knoppen pijl-omhoog en pijl-omlaag Hiermee plaatst u de geselecteerde actie hoger of lager in de lijst met gedragingen voor een bepaalde gebeurtenis.
op. 5. De standaardgebeurtenis voor het activeren van de actie wordt in de kolom Gebeurtenissen weergegeven. Als dit niet de gewenste activeringsgebeurtenis is, selecteert u een andere gebeurtenis in het pop-upmenu Gebeurtenissen. (Als u het menu Gebeurtenissen wilt openen, selecteert u een gebeurtenis of actie in het paneel Gedrag en klikt u op de zwarte, naar beneden wijzende pijl die tussen de naam van de gebeurtenis en de naam van de actie wordt weergegeven.
Toegankelijkheid Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Dreamweaver en toegankelijkheid Informatie over toegankelijke inhoud Gebruik van schermlezers in Dreamweaver Ondersteuning van toegankelijkheidsfuncties van besturingssystemen De werkomgeving optimaliseren voor het ontwerp van toegankelijke pagina's De functie van Dreamweaver voor toegankelijkheidscontrole Navigeren in Dreamweaver via het toetsenbord Informatie over toegankelijke inhoud Naar boven Toegankelijkheid heeft betrekking op websites en webproducten bruikbaar maken voor mensen met een visuele, a
De werkomgeving optimaliseren voor het ontwerp van toegankelijke pagina's Naar boven Wanneer u toegankelijke pagina's maakt, moet u informatie, zoals labels en omschrijvingen, aan paginaobjecten koppelen om de inhoud voor alle gebruikers toegankelijk te maken. Hiervoor activeert u voor elk object het toegankelijkheidsdialoogvenster zodat u door Dreamweaver naar toegankelijkheidsinformatie wordt gevraagd wanneer u objecten invoegt.
1. Druk op de Tab-toets om door de opties in het dialoogvenster te gaan. 2. Gebruik de pijltoetsen om de keuzes van een optie te doorlopen. 3. Als het dialoogvenster een lijst Categorie bevat, drukt u Ctrl+Tab (Windows) om de categorielijst actief te maken en gebruikt u vervolgens de pijltoetsen om naar boven of beneden door de lijst te gaan. 4. Druk nogmaals op Ctrl +Tab om de opties voor een categorie te doorlopen. 5. Druk op Enter om het dialoogvenster te sluiten.
Sneltoetsen Een verwijzingspagina maken voor de huidige sneltoetsset Sneltoetsen aanpassen Over sneltoetsen en toetsenborden met een andere indeling dan VS Een verwijzingspagina maken voor de huidige sneltoetsset Naar boven Een verwijzingspagina is een record van de huidige sneltoetsset. De informatie wordt opgeslagen in de HTML-tabelindeling. U kunt de verwijzingspagina weergegeven in een webbrowser of afdrukken. 1. Kies Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Dreamweaver > Sneltoetsen (Macintosh). 2.
1. Kies Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Dreamweaver > Sneltoetsen (Macintosh). 2. Selecteer in het pop-upmenu Opdrachten een opdrachtencategorie. 3. Selecteer in de lijst Opdrachten eerst een opdracht en vervolgens een sneltoets. 4. Klik op de knop Verwijderen (-). Een sneltoets toevoegen aan een opdracht 1. Kies Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Dreamweaver > Sneltoetsen (Macintosh). 2. Selecteer in het pop-upmenu Opdrachten een opdrachtencategorie. 3. Selecteer een opdracht in de lijst Opdrachten.
XML Sommige inhoud die via de koppelingen op deze pagina wordt afgebeeld, kan alleen in het Engels worden weergegeven.
Over XML en XSLT XML en XSL gebruiken in webpagina's Server-side XSL-transformaties Client-side XSL-transformaties XML-gegevens en herhalende elementen XML-gegevens voorvertonen XML en XSL gebruiken in webpagina's Naar boven Extensible Markup Language (XML) is een taal waarmee u informatie kunt structureren. Evenals bij HTML kunt u bij XML informatie met tags structureren, maar XML-tags zijn niet vooraf gedefinieerd zoals de HTML-tags.
Dreamweaver biedt methoden voor het maken van XSLT-pagina's waarmee u server-side XSL-transformaties kunt uitvoeren. Als een toepassingsserver de XSL-transformatie uitvoert, kan het bestand met de XML-gegevens zich op uw eigen server bevinden of elders op het web. Bovendien kan elke browser de getransformeerde gegevens weergeven. Het implementeren van pagina's voor server-side transformaties is echter enigszins gecompliceerd en daarvoor is toegang vereist tot een toepassingsserver.
U kunt XSL-transformaties op de client uitvoeren zonder een toepassingsserver. Met Dreamweaver kunt u een hele XSLT-pagina maken die de transformaties uitvoert. Voor client-side transformaties is echter manipulatie van het XML-bestand vereist met de gegevens die u wilt weergeven. Bovendien werken client-side transformaties alleen in moderne browsers (Internet Explorer 6, Netscape 8, Mozilla 1.8 en Firefox 1.0.2). Zie www.w3schools.com/xsl/xsl_browsers.
Met Herhalingsgebied XSLT-object kunt u herhalende elementen van een XML-bestand op een pagina herhalen. Elk gebied met een tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens kan als herhalingsgebied worden aangemerkt. De meestvoorkomende gebieden zijn echter een tabel, tabelrij of een reeks tabelrijen. In het volgende voorbeeld wordt geïllustreerd hoe het Herhalingsgebied XSLT-object wordt toegepast op een tabelrij met menu-informatie voor een restaurant.
In het vorige voorbeeld heeft Dreamweaver het XPath bijgewerkt voor alle elementen die binnen het Herhalingsgebied vallen (titel en omschrijving), en relatief zijn ten opzichte van het XPath in de ingesloten -tags in plaats van het volledige document. Dreamweaver genereert ook in andere gevallen contextrelatieve XPath-expressies.
Ontbrekende tekeneenheden voor XSLT Ontbrekende tekeneenheid opgeven Naar boven Ontbrekende tekeneenheid opgeven In XSLT zijn sommige tekens niet toegestaan in bepaalde contexten. U mag bijvoorbeeld het teken kleiner dan (<) en het en-teken (&) niet gebruiken in de tekst tussen tags of in de waarde van een kenmerk. De engine voor de XSLT-transformatie geeft een foutmelding als deze tekens niet correct zijn gebruikt.
In het voorbeeld voert u de volgende eenheidtag in: 4. Sla uw bestand op. Als u herhaaldelijk dezelfde tekeneenheden gebruikt, kunt u de definities daarvoor permanent opnemen in de XSL-bestanden die Dreamweaver standaard maakt wanneer u Bestand > Nieuw kiest. Eenheiddefinities toevoegen aan de XSL-bestanden die Dreamweaver standaard maakt 1.
XSL-transformaties op de client uitvoeren Workflow voor het uitvoeren van client-side XSL-transformaties Hele XSLT-pagina's en XSLT-fragmenten maken en gegevens weergeven Een XSLT-pagina aan een XML-pagina koppelen Workflow voor het uitvoeren van client-side XSL-transformaties Naar boven U kunt client-side XSL-transformaties uitvoeren. Lees meer over server-side en client-side XSL-transformaties en over het gebruik van XML en XSL bij webpagina's voordat u pagina's gaat bouwen die XML-gegevens weergeven.
4. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten en voeg de verwijzing naar de XSLT-pagina bovenaan in het XML-document in.
XSL-transformaties op de server uitvoeren Workflow voor het uitvoeren van server-side XSL-transformaties XSLT-pagina maken HTML-pagina's omzetten naar XSLT-pagina's XML-gegevensbronnen koppelen XML-gegevens weergeven op XSLT-pagina's Herhalende XML-elementen weergeven XSLT-fragmenten invoegen in dynamische pagina's XSLT-fragmenten verwijderen uit dynamische pagina's Servergedrag voor XSL-transformaties bewerken Een dynamische koppeling maken Stijlen toepassen op XSLT-fragmenten Parameters met XSL-transforma
XSLT-pagina maken U kunt XSLT-pagina's maken waarmee u XML-gegevens kunt weergeven op webpagina's. U kunt een hele XSLT-pagina maken (een XLSTpagina die een
-code en een -code bevat), of u kunt een XSLT-fragment maken. Als u een XSLT-fragment maakt, maakt u een onafhankelijke bestand dat geen body- of head-code bevat; een eenvoudig stukje code dat later wordt ingevoegd in een dynamische pagina. Opmerking: Als u begint met een bestaande XSLT-pagina, moet u daar een XML-gegevensbron aan koppelen.
.xsl. XML-gegevensbronnen koppelen Naar boven Als u met een bestaande XSLT-pagina start of geen XML-gegevensbron koppelt bij het maken van een nieuwe XSLT-pagina met Dreamweaver, moet u een XML-gegevensbron koppelen met het paneel Bindingen. 1. Klik op de XML-koppeling in het paneel Bindingen (Venster > Bindingen). Opmerking: U kunt ook op de koppeling Bron klikken rechtsboven in het paneel Bindingen om een XML-gegevensbron toe te voegen. 2.
de tijdelijke aanduiding voor de dynamische inhoud rss/channel/item/title. Dubbelklik op de tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens op de pagina om de expressiebouwer voor XPath te openen. Met de expressiebouwer voor XPath kunt u geselecteerde gegevens opmaken en andere items in het XML-schema selecteren. 4.
4. Klik op OK. In het documentvenster verschijnt een dunne grijze omtrek met tab rond het herhaalde gebied. Als u uw werk in een browser bekijkt (Bestand > Voorvertoning in browser), verdwijnt de grijze omtrek, wordt de selectie uitgebreid en geeft deze de opgegeven herhalende elementen in het XML-bestand weer. Als u het Herhalingsgebied XSLT-object aan de pagina toevoegt, wordt de lengte van de tijdelijke aanduiding voor de XML-gegevens in het documentvenster ingekort.
op de pagina hebt geplaatst, om te zorgen dat de invoegpositie op de juiste plaats staat. Als dat niet het geval is, kunt u elders in codeweergave klikken om de invoegpositie op de gewenste plaats te zetten. 3. Klik in het deelvenster Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de knop Plus (+) en kies XSL-transformatie. 4. Klik in het dialoogvenster XSL-transformatie op Bladeren en blader naar een XSLT-fragment of een hele XSLT-pagina.
U kunt een dynamische koppeling op uw XSLT-pagina maken die verwijst naar een specifieke URL als de gebruiker op een bepaald woord of een groep woorden in uw XML-gegevens klikt. Zie de Dreamweaver-errata op www.adobe.com/go/dw_documentation_nl voor volledige instructies.
Dynamische gegevens in en klikt u op OK. Klik op Help in het dialoogvenster Dynamische gegevens voor meer informatie. 5. In het vak Standaardwaarde typt u de waarde die de parameter moet gebruiken als de pagina geen runtimewaarde ontvangt. Klik daarna op OK. XSLT-parameter bewerken 1. Open het dialoogvenster XSL-transformatie.
resultaten testen. Zie de sectie in het paneel Referentie (Help > Referentie) voor meer informatie en voorbeelden desbetreffende het schrijven van voorwaardelijke expressies. Meervoudige voorwaardelijke XSLT-gebieden toepassen U kunt een enkelvoudige voorwaardelijke expressie schrijven en in uw XSLT-pagina invoegen. Als de inhoud geselecteerd is wanneer u het dialoogvenster Voorwaardelijk gebied opent, wordt de inhoud door een -blok omsloten.
Eigenschappen voorwaarden (When) instellen Doel van de eigenschappencontrole Voorwaardelijk gebied instellen is het wijzigen van de in een voorwaardelijk gebied van uw XSL-pagina gebruikte meervoudige voorwaarde. Het meervoudige voorwaardelijke gebied test de voorwaarde en neemt een bepaalde actie op basis van het resultaat. Voer in het vak Test een nieuwe voorwaarde in en druk op Enter.
Deze selectie voegt de volgende code in op uw XSLT-pagina: 3. (Optioneel) Selecteer een opmaakoptie in het pop-upmenu Opmaak. Opmaken van een selectie is handig wanneer het knooppunt een getal als waarde retourneert. Dreamweaver biedt een voorgedefinieerde lijst van opmaakfuncties. Zie het paneel Referenties voor een volledige lijst van opmaakfuncties en voorbeelden. In het volgende voorbeeld wilt u het subelement price opmaken als een valuta met twee decimalen.
Te herhalen knooppunt selecteren U kunt een knooppunt selecteren om te herhalen en de resultaten eventueel filteren. In het dialoogvenster Expressiebouwer voor XPath wordt de geselecteerde inhoud omsloten binnen een -blok. Als u geen inhoud hebt geselecteerd, wordt het -blok ingevoerd op de plaats van de invoegpositie. 1. Dubbelklik op de tijdelijke aanduiding voor XML-gegevens op de pagina om de expressiebouwer voor XPath te openen. 2.
Als u op OK klikt, wordt de volgende code op uw XSLT-pagina ingevoegd. Content goes here Opmerking: Tekenreekswaarden als “true" moet u tussen aanhalingstekens plaatsen. Dreamweaver codeert de aanhalingstekens voor u (') zodat deze als geldige XHTML worden ingevoerd. U kunt meer complexe filters maken waarmee u bovenliggende knooppunten kunt opgeven als deel van uw filtercriteria.
Als u op OK klikt, wordt de volgende code op uw XSLT-pagina ingevoegd. Content goes here Zie de sectie in het paneel Referentie voor meer informatie en voorbeelden van desbetreffende herhalingsgebieden.