HP notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1 Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2 2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4 Bovenkant ....................
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten .............................................................................................................. 29 Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 29 Hotkeys herkennen ............................................................................................................ 29 Toetsenblokken gebruiken .................................................................
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 44 Accu opladen ..................................................................................................................... 45 Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................................. 46 Omgaan met een lage acculading .....................................................................................
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 61 Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 61 USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 62 USB-apparaat aansluiten .....................................................................................
Advanced System Diagnostics gebruiken .......................................................................................... 84 13 MultiBoot ..................................................................................................................................................... 85 Opstartvolgorde van apparaten .......................................................................................................... 85 Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup ...........................
Bijlage D Elektrostatische ontlading ............................................................................................................ 102 Index .................................................................................................................................................................
1 Welkom Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt en heeft geregistreerd, voert u de volgende stappen uit: ● Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding kunt maken met internet. Raadpleeg Netwerk op pagina 22 voor meer informatie. ● Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Toetsenbord en aanwijsapparaten op pagina 29 voor aanvullende informatie.
Informatie zoeken De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken. Hulpmiddelen Informatie over Poster Installatie-instructies ● Computer gebruiksklaar maken ● Onderdelen van de computer herkennen Helpfunctie van Linux ● Computersoftware Selecteer Computer > Help om de helpfunctie van Linux te openen.
Hulpmiddelen Informatie over Beperkte garantie* Garantiegegevens U krijgt als volgt toegang tot de garantie: Dubbelklik op het pictogram HP documenten op het bureaublad. – of – Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments. *De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos.
2 Vertrouwd raken met de computer Bovenkant Touchpad OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Onderdeel 4 Beschrijving (1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee schakelt u het touchpad in en uit. (2) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Lampjes OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-lampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaapstand. (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. (3) Webbrowserlampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de pauzestand of de slaapstand.
Onderdeel (1) Aan/uit-lampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de pauzestand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaapstand. (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. (3) Webbrowserlampje ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de pauzestand of de slaapstand.
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/ uit-knop om de pauzestand te activeren. ● Als de computer in de pauzestand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te beëindigen.
Onderdeel Beschrijving (3) Webbrowserknop (alleen bepaalde modellen) Hiermee opent u de standaardwebbrowser. (4) Knop voor draadloze communicatie Met deze knop kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen. OPMERKING: er kan een draadloze verbinding tot stand worden gebracht als er eerder een draadloze verbinding is geconfigureerd.
Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/ uit-knop om de pauzestand te activeren. ● Als de computer in de pauzestand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de pauzestand te beëindigen. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Toetsen OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer. (3) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fntoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer. (3) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fntoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (4) Toets voor toepassingen van het besturingssysteem Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Voorkant Onderdeel (1) (2) (3) Beschrijving Lampje van de vaste schijf Mediakaartlezer Audio-uitgang (hoofdtelefoon) ● Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf. ● Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste schijf geparkeerd.
Rechterkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) USB 3.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan. (2) USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan. (3) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Hiermee worden optische schijven gelezen. OPMERKING: bepaalde modellen hebben een optischeschijfeenheid waarmee ook naar optische schijven kan worden geschreven.
Onderdeel Beschrijving (1) USB 2.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB-apparaten aan. (2) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Hiermee worden optische schijven gelezen. OPMERKING: bepaalde modellen hebben een optischeschijfeenheid waarmee ook naar optische schijven kan worden geschreven. 14 (3) Lampje van de optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Brandt wanneer de optischeschijfeenheid actief is.
Linkerkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel (1) Beschrijving Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Onderdeel (1) Beschrijving Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. (2) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
Beeldscherm OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (2) Interne microfoons (1 of 2, afhankelijk van het model) Hiermee neemt u geluid op. (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN). (2) Interne microfoons (1 of 2, afhankelijk van het model) Hiermee neemt u geluid op. (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Onderkant Onderdeel (1) Beschrijving Ontgrendelingen van de accu en het onderpaneel ● Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte door de ontgrendelingen één keer te verschuiven. ● Wanneer de accu uit de accuruimte is verwijderd, ontgrendelt u het onderpaneel van de computer door de ontgrendelingen nogmaals te verschuiven. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de WLAN-module en de geheugenmoduleslots.
Onderdelen aan de onderkant van de computer herkennen OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Op de volgende afbeeldingen is het onderpaneel verwijderd.
Onderdelen Beschrijving (2) Vaste schijf (3) WLAN-module (alleen bepaalde modellen) Onderdelen aan de onderkant van de computer herkennen 21
3 Netwerk De computer ondersteunt een van de volgende types internettoegang of beide: ● Draadloos: voor mobiele toegang tot internet gebruikt u een draadloze verbinding. Raadpleeg Verbinding maken met een bestaand WLAN op pagina 24 of Nieuw draadloos netwerk installeren op pagina 25. ● Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een bekabeld netwerk. Raadpleeg Verbinding maken met een bekabeld netwerk op pagina 27 voor informatie over verbinding maken met een bekabeld netwerk.
Gebruikmaken van een internetprovider Voor toegang tot internet is een account bij een internetprovider vereist. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De internetprovider kan u bij helpen het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken Ga als volgt te werk om een draadloos of bekabeld netwerkapparaat in of uit te schakelen: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2.
Nieuw draadloos netwerk installeren Vereiste apparatuur: ● een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via een abonnement bij een internetprovider; ● een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2); ● de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3). De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is verbonden met internet. OPMERKING: sommige kabelmodems hebben een ingebouwde router.
Draadloos netwerk beveiligen Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende: ● Computers ● Telefoons ● Audioapparaten De kracht van Bluetooth is de synchronisatie van gegevensoverdracht tussen uw computer en draadloze apparatuur.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een router (niet afgebeeld). WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
4 Toetsenbord en aanwijsapparaten Toetsenbord gebruiken Hotkeys herkennen Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en een van de functietoetsen. U gebruikt een hotkey als volgt: ▲ Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeycombinatie. Hotkeycombinatie fn+f1 Beschrijving Hiermee activeert u de pauzestand, waarbij uw gegevens in het systeemgeheugen worden opgeslagen.
Hotkeycombinatie Beschrijving fn+f6 Hiermee geeft u ladingsgegevens voor alle geplaatste accu's weer. Op het scherm wordt weergegeven welke accu's worden opgeladen en wordt de resterende lading van elke accu aangegeven. fn+f7 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in). fn+f8 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume. fn+f9 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume. fn+f10 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd af.
Ingebed numeriek toetsenblok in- en uitschakelen Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn +num lk om het toetsenblok uit te schakelen. OPMERKING: het ingebedde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Touchpad gebruiken Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou gebruiken. OPMERKING: naast de bij de computer horende aanwijsapparaten kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de computer.
Selecteren Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de betreffende knoppen op een externe muis zou gebruiken. Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee vingers gelijktijdig op het touchpad. OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund. U geeft als volgt meer informatie over elke beweging weer: 1. Selecteer Computer > Meer toepassingen. 2.
Schuiven Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze over het touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging. Knijpen/zoomen Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
5 Multimedia De computer beschikt mogelijk over het volgende: ● Geïntegreerde luidsprekers ● Geïntegreerde microfoons ● Geïntegreerde webcam ● Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware ● Multimediaknoppen of -toetsen Audiovoorzieningen gebruiken De computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● muziek afspelen; ● geluid opnemen; ● muziek downloaden van internet; ● multimediapresentaties maken; ● beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's;
Geluidsvolume aanpassen U kunt het geluidsvolume aanpassen met de volgende volumeregelingen: ● hotkeys voor geluidsvolume; ● volumetoetsen. WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. OPMERKING: het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen bepaalde programma's.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen: ● videobeelden vastleggen en delen; ● streaming video verzenden met expresberichtensoftware; ● foto's maken. OPMERKING: voor informatie over het gebruik van de webcam klikt u op het menu Help in de Cheese-software.
OPMERKING: als de computer een AMD-videokaart heeft, volgt u de instructies in het volgende gedeelte. 1. Klik op het pictogram Gnome Display Applet (Gnome beeldscherm-applet) in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2. Selecteer Configure Display Settings (Weergave-instellingen configureren). 3. Klik op Detect Monitors (Monitoren detecteren). 4. Klik op het keuzerondje On (Aan) rechts van de beeldschermindeling.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort: 1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat en raadpleeg daarna de instructies van de fabrikant voor aanvullende informatie. Audio configureren voor HDMI Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een highdefinitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer.
6 Energiebeheer Computer uitschakelen VOORZICHTIG: wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Als de slaapstand is geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een slaapstandbestand op de vaste schijf en wordt de computer uitgeschakeld. VOORZICHTIG: activeer de pauzestand of de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
Slaapstand activeren en beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Controlecentrum. Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren: ● Druk kort op de aan/uit-knop.
Huidige instellingen voor energiebeheer wijzigen 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Voeding in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik daarna op Voorkeuren. 2. Wijzig indien gewenst de instellingen op de tabbladen Netvoeding, Op accustroom en Algemeen. Accuvoeding gebruiken Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding.
Accu plaatsen of verwijderen U plaatst de accu als volgt: ▲ Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit (2). De accuontgrendelingen vergrendelen de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en activeer de slaapstand of schakel de computer uit via het besturingssysteem voordat u de accu verwijdert.
2. Schuif de accu omhoog (2) en verwijder de accu uit de accuruimte (3). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter of een optionele voedingsadapter. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Accuwerktijd maximaliseren Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te maximaliseren: 1. Selecteer Computer > Controlecentrum. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeem en klik daarna in het rechterdeelvenster op Energiebeheer. 3. Stel op het tabblad Op accustroom het volgende in: ● Stel de schuifregelaar rechts van Computer in slaapstand zetten na: in op 30 minuten. ● Selecteer de optie Pauzestand of Slaapstand in het dialoogvenster rechts van Wanneer laptopklep wordt dichtgeklapt.
Problemen met lage acculading verhelpen Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit een van de volgende apparaten aan: ● netvoedingsadapter; ● optioneel docking- of uitbreidingsapparaat; ● optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft. Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de slaapstand. 2. Vervang de lege accu door een opgeladen accu. 3. Schakel de computer in.
Accu opbergen VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om het risico van beschadiging van de accu te beperken. Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron, verwijdert u de accu en bergt u de accu afzonderlijk op. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende: ● De accu laadt op. ● Als de computer is ingeschakeld, verandert het pictogram Accu in het systeemvak van vorm. Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende: ● De computer schakelt over op accuvoeding. ● De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
7 Schijfeenheden Omgaan met schijfeenheden VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Optionele beveiligingsschroef gebruiken Gebruik de optionele beveiligingsschroef om het onderpaneel vast te maken aan de onderkant van de computer. Als u de beveiligingsschroef niet gebruikt, kan deze worden opgeborgen in de accuruimte. U gebruikt de bevestigingsschroef als volgt: 1. Verwijder de accu. VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan.
Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt: Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf toevoegt of vervangt. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Onderpaneel terugplaatsen Plaats het onderpaneel terug nadat u toegang heeft gehad tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met kennisgevingen en andere componenten. U plaatst het onderpaneel als volgt terug: 1. Kantel het onderpaneel omlaag om de nokjes op het onderpaneel op één lijn te brengen met de ontgrendelingen op de computer (1) en verschuif het paneel om het te sluiten (2). OPMERKING: de ontgrendelingen vergrendelen het onderpaneel automatisch (3). 2.
Vaste schijf vervangen of upgraden VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aan staat of in de pauzestand of de slaapstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
6. Trek het plasticlipje van de vaste schijf (2) naar de zijkant van de computer om de vaste schijf los te maken van de connector. Haal daarna de vaste schijf uit de vasteschijfruimte. OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Sommige vaste schijven zijn verpakt in een plasticomhulling. Na het verwijderen van de vaste schijf uit de computer verwijdert u de plasticomhulling om toegang te krijgen tot de vaste schijf.
Vaste schijf plaatsen 56 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte. 2. Trek het plasticlipje (1) naar het midden van de computer om de vaste schijf te verbinden met de connector.
3. Breng de vier schroeven van de vaste schijf (2) weer aan. OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 4. Plaats het onderpaneel terug. (Zie Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen op pagina 52.) 5. Plaats de accu terug. (Zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44.
6. Keer de computer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 7. Schakel de computer in. Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ▲ Selecteer Computer > Meer toepassingen en selecteer vervolgens Audio en video in het linkerdeelvenster. Er verschijnt een lijst met alle apparaten die in de computer zijn geïnstalleerd, waaronder de optischeschijfeenheid.
OPMERKING: nadat u een schijf heeft geplaatst, volgt een korte pauze. Als u geen mediaspeler heeft geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken. Optische schijf verwijderen Optischeschijfeenheid met lade Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of niet. Als de lade normaal opengaat 1.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. 60 Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
8 Externe kaarten en apparaten Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over indelingen van digitale kaarten die worden ondersteund op uw computer.
U verwijdert een digitale kaart als volgt: 1. Open Bestandsbeheer door Computer > Nautilus te selecteren. 2. Klik op het pictogram Uitwerpen naast de naam van de mediakaart in de lijst Plaatsen in het linkerpaneel van Bestandsbeheer. OPMERKING: er verschijnt een bericht dat het hardware-apparaat veilig kan worden verwijderd. 3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2). OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. ▲ Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat aan op de USB-poort. OPMERKING: wanneer u een USB-opslagapparaat aansluit, verschijnt er mogelijk een bericht in het systeemvak om u te laten weten dat het apparaat wordt herkend door het systeem.
Optionele externe apparaten gebruiken OPMERKING: raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en stuurprogramma's en over de poort op de computer die moet worden gebruikt. U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer: VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is gehaald.
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 7. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. 66 a.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 8. Plaats het onderpaneel terug. (Zie Onderpaneel verwijderen of terugplaatsen op pagina 52.) 9. Plaats de accu terug. (Zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44.) 10. Keer de computer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de computer. 11. Schakel de computer in.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwareaanvallen te voorkomen en kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. De beveiligingsvoorzieningen van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
Wachtwoorden gebruiken Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verschillende types wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in het hulpprogramma Computer Setup, dat vooraf is geïnstalleerd op de computer. ● Instel- en DriveLock-wachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden in Computer Setup Functie Wachtwoord voor geïntegreerde TPM-beveiliging (alleen bepaalde modellen) Wanneer dit wachtwoord is geactiveerd als BIOSbeheerderswachtwoord: beveiliging van toegang tot de inhoud van de computer wanneer de computer wordt ingeschakeld, opnieuw wordt opgestart of wordt geactiveerd vanuit de slaapstand Voor dit wachtwoord is de optionele chip voor geïntegreerde beveiliging vereist om deze beveiligingsfunctie te ondersteunen.
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren VOORZICHTIG: noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt. Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
DriveLock-wachtwoord opgeven Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
Firewallsoftware gebruiken Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Optionele beveiligingskabel bevestigen OPMERKING: van een beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. OPMERKING: het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er anders uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel. 1.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Hardware en klik daarna in het rechterdeelvenster op Fingerprint Reader (Vingerafdruklezer). 4. Selecteer de optie Use Fingerprint Reader (Vingerafdruklezer gebruiken). OPMERKING: open het hulpprogramma voor gebruikersbeheer om uw vingerafdruk te registreren. U start dit hulpprogramma vanuit het dialoogvenster voor instelling van de account door het selectievakje naast Start user management after finish (Gebruikersbeheer starten na voltooiing) in te schakelen.
11 Back-up en herstel Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Systeemherstelactie uitvoeren Met Recovery (Herstel) herstelt u de computer in de oorspronkelijke fabriekstoestand. U kunt een herstel-dvd met de HP fabrieksimage maken.
5. Selecteer met de pijltoetsen Yes (Ja) als u wordt gevraagd: Do you want to start the SystemRestore? (Wilt u Systeemherstel starten?) 6. Volg de instructies op het scherm. OPMERKING: u kunt de computer ook herstellen vanaf de partitie door de computer opnieuw op te starten en daarna op de toets f11 te drukken.
3. Klik op Restore Destination (Bestemming voor terugzetten) en selecteer de bestemming voor het terugzetten van de bestanden. 4. Om alle bestanden van de geselecteerde locatie terug te zetten, klikt u op de knop Restore all files (Alle bestanden terugzetten). Om alleen bepaalde bestanden terug te zetten, klikt u op de knop Restore selected files (Geselecteerde bestanden terugzetten). Klik daarna op de knop Select Files (Bestanden selecteren) en selecteer de bestanden die moeten worden teruggezet. 5.
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics Computer Setup, oftewel het BIOS (Basic Input/Output System), bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het toetsenbord, de muis en de printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de typen geïnstalleerde randapparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeem- en uitgebreid geheugen.
Computer Setup gebruiken Navigeren en selecteren in Computer Setup Ga als volgt te werk om te navigeren in Computer Setup en items te selecteren: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. ● Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u vervolgens op enter.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup OPMERKING: het herstellen van de standaardwaarden is niet van invloed op de vaste schijfmodus. Ga als volgt te werk om alle instellingen in Computer Setup terug te zetten op de fabriekswaarden: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan. 3.
BIOS bijwerken Mogelijk zijn op de website van HP updates beschikbaar van de software die bij de computer is geleverd. De meeste software en BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaqs worden genoemd. Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en over het oplossen van problemen.
BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: om schade aan de computer of een mislukte installatie te voorkomen, downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet terwijl de computer op accuvoeding werkt of is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron.
Advanced System Diagnostics gebruiken Met Advanced System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de computer naar behoren werkt. De volgende diagnosetests zijn beschikbaar in Advanced System Diagnostics: ● Start-up test (Opstarttest): deze test analyseert de hoofdcomponenten van de computer die vereist zijn om de computer op te starten. ● Run-in test: deze test herhaalt de opstarttest en controleert op onvoorziene problemen die de opstarttest niet detecteert.
13 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde opstartapparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten. Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten (NIC's), vaste schijven en USB-apparaten.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of een netwerkadapter als de eenheid eerst in Computer Setup is geactiveerd als opstarteenheid. Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een USB-apparaat of een netwerkadapter te activeren als opstartapparaat: 1.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd rekening met het volgende als u de opstartvolgorde wilt wijzigen: ● Wanneer de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer op te starten op basis van de nieuwe opstartvolgorde. ● Als er meer dan één type opstarteenheid is, probeert de computer op te starten vanaf het eerste apparaat van elk type opstartapparaat (met uitzondering van optischeschijfeenheden).
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken: ● In Computer Setup een wijziging aanbrengen in de volgorde waarin bij het aanzetten van de computer wordt gezocht naar een opstartapparaat. ● Het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt, en daarna op f9 te drukken om het menu Boot Options (Opstartopties) te openen.
Op dynamische wijze een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te werk: 1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. 2. Druk op f9. 3.
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, heeft u de volgende mogelijkheden: 90 ● Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter. ● Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een willekeurige toets voordat de toegestane tijd is verstreken.
A Problemen oplossen en ondersteuning Problemen oplossen In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De software werkt niet goed Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door Computer > Afsluiten > Herstarten te selecteren. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte, De computer staat aan maar reageert niet op pagina 92.
Een extern apparaat werkt niet Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt: ● Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant. ● Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn. ● Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt. ● Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het besturingssysteem. ● Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd of dvd 1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de schijfeenheid. 2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver mogelijk uit (2). 3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
De optischeschijfeenheid wordt niet gedetecteerd Als het besturingssysteem een geïnstalleerd apparaat niet detecteert, kan het zijn dat het apparaatstuurprogramma ontbreekt of beschadigd is. 1. Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid. 2. Klik op Computer en vervolgens op Systeem-monitor. 3. Zoek op het tabblad Hardware de Opslagmediumcontroller in de kolom Type. 4. Klik op het driehoekje naast de apparaten tot u de optischeschijfeenheid heeft gevonden.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ● Controleer of alle programma's zijn afgesloten. ● Schakel de pauzestand en de slaapstand uit. ● Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt. ● Controleer of de schijf correct is geplaatst. ● Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Labels De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt: ● Label met serienummer: biedt belangrijke informatie, waaronder: Onderdeel (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Artikelnummer/productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteu
B Computer schoonmaken Schoonmaakproducten Gebruik de volgende producten om de computer veilig schoon te maken en te desinfecteren: ● Dimethyl benzyl ammonium chloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld: kiemdodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn er van een aantal merken).
Schoonmaakprocedures Volg de procedures in dit gedeelte om de computer of tablet-pc veilig schoon te maken. WAARSCHUWING! Probeer de computer of tablet-pc niet schoon te maken terwijl die is ingeschakeld, om het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken: Schakel de computer of tablet-pc uit. Koppel de computer los van een externe voedingsbron. Koppel alle externe apparaten met eigen voeding los.
C Specificaties Ingangsvermogen De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer. De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Omgevingsvereisten Factor Metrisch VS In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie) In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90% Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95% In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.
D Elektrostatische ontlading Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen deurklink aanraakt. Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via vingers of andere elektrostatische geleiders.
Index A Aan/uit-knop, herkennen 7, 9 Aan/uit-lampjes 5, 6 Accu afvoeren 48 lage acculading 46 opbergen 48 opladen 45 temperatuur 48 vervangen 44 verwijderen 44 voeding 43 voeding besparen 47 werktijd 46 Accu, ontgrendeling 19 Acculading, kritiek laag niveau 46 Acculampje 13, 16 Accuruimte 19 Afsluiten 40 Apparaten voor draadloze communicatie, types 23 Audiofuncties, controleren 36 Audio-ingang (microfooningang), herkennen 12 Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang), herkennen 12 Audiovoorzieningen 35 B Back-up
E Elektrische voeding, besparen 47 Elektrostatische ontlading 102 Externe apparaten 64 Externemonitorpoort 15, 16, 37 Externe schijfeenheid 64 F Firewall 26 Fn-toets, herkennen 10, 11, 29 Functietoetsen herkennen 10, 11 G Geheugenmodule herkennen 19 plaatsen 66 verwijderen 65 Geïntegreerde webcam, lampje herkennen 17, 18 Geïntegreerd numeriek toetsenblok, herkennen 11 Geïntegreerd numeriek toetsenblok herkennen 31 Geluidsvolume aanpassen 36 toetsen 36 Geluid uit, toets herkennen 30 H HDMI, audio configurere
Network Service Boot (Opstarten via netwerkservice) 86 NIC-opstartapparaat 85, 86 Niet-reagerend systeem 40 Num lk-toets, herkennen 10, 11, 30 Num lk-toets herkennen 31 Num lock, extern toetsenblok 31 O Omgevingsvereisten 101 Onderdelen beeldscherm 17 bovenkant 4 linkerkant 15 onderkant 19 rechterkant 13 voorkant 12 Onderkant, onderdelen herkennen 20 Onderpaneel 52, 97 beveiligingsschroef 51 herkennen 19 terugplaatsen 53, 56 verwijderen 52, 54 Onderpaneel, ontgrendeling 19 Ontgrendelingen accu 19 onderpanee
USB-poorten, herkennen 13, 14, 62 V Vaste schijf externe 64 plaatsen 56 verwijderen 54 Vaste schijf, herkennen 19 Vaste schijf, lampje 12 Ventilatieopeningen, herkennen 15, 16, 19 Verbinding maken met WLAN 24 VGA-poort, aansluiten 37 Video, gebruiken 37 Vingerafdruklezer 74 herkennen 8, 9 Volumetoetsen, herkennen 30 W Wachtwoorden ingesteld in besturingssysteem 69 ingesteld in Computer Setup 69 Webcam 17, 18 gebruiken 36 Webcam, herkennen 17, 18 Webcam, lampje herkennen 17, 18 WLAN, label 97 WLAN-antennes,